Het groen in onze stad Speeltuinen speelweiden clubhuizen 376 Toen tegen het einde van de 19e eeuw het ambachtelijke plaats moest maken voor de industrialisatie, nam de stedelijke bevolking snel in aantal toe. In deze periode gaf de overheid weinig leiding inzake de stadsontwikkeling, hetgeen tot gevolg had, dat de meest troosteloze stadswijken ontstonden. Zonder meer werden straten aangelegd en huizen gebouwd, doch vrijwel elk groenelement ontbrak. Het spreekt vanzelf, dat in deze weinig roemruchte periode van de stedebouw aan ruimte voor kinderspeelplaatsen in het geheel niet werd gedacht. Trouwens, laten we dit direct vaststellen, dat de behoefte daaraan vrijwel nog niet werd onderkend. Naarmate de steden zich gingen uitbreiden, ontstonden de recreatieve behoeften, ook voor het kind. Het is de Amster dammer U. J. Klaren, die de grondlegger werd van het speel tuinwerk in de hoofdstad. Zijn werk heeft veel navolging gevonden. In 1931 werd de Nederlandse Unie van Speeltuin verenigingen (N.U.S.O.) gesticht. Aanvankelijk vond het stadskind ontspanning in de rondom de stad gelegen terreinen en vernjaakte zich met slootje springen, klimmen in bomen en zo meer. Naarmate de stad groeide, werden de afstanden naar de buitenwijken groter en was het kind voor zijn spel hoe langer hoe meer op de straat aangewezen. Zolang er nog geen sprake was van intensief snelverkeer kon dit spelen op straat zonder grote kans op ongelukken plaats vinden. Doch hoe meer het autoverkeer toenam, des te gevaarlijker werd de straat als speelterrein. Daar door werden speeltuinen in buurt en wijk feitelijk on ontbeerlijk. Spel behoort bij het kind; het is een levenseis. Het dient tot ontwikkeling van zijn spieren, het is een uiting van zijn levensvreugde, het sterkt zijn zelfvertrouwen. Het spel komt tegemoet aan zijn bewegingsdrang, het stimuleert zijn fan tasie; kortom, spel is noodzakelijk voor zijn ontwikkeling. Temeer, omdat het kind in zijn spel ook geestelijk actief is, hetgeen in zijn fantasiespel duidelijk naar voren komt. Bij de inrichting van de speeltuin moet derhalve met het bovenstaande terdege rekening worden gehouden. De taak van de volwassene, die het kind speelgelegenheid wil verschaffen, is dan ook in de eerste plaats: Het scheppen van de mogelijkheden tot een alzijdige geestelijk-lichamelijke activiteit van het kind. Het kind moet wat aan de toestellen kunnen doen. Op een wip, een schommel of in een draaimolen gaat een kind zitten en ondergaat een technisch vastgelegde beweging. Het kind wil echter ook hollen, springen, klimmen en klau teren, het wil ravotten en buitelen. Het kind wil zelf actief zijn; het zelf-bezig-zijn moet worden gestimuleerd. Op deze basis zijn de zogenaamde rommclspeelplaatsen (Scandinavisch van origine) ingericht, speelplaatsen, die zo

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1953 | | pagina 28