411
vermaak van de hele jeugd in de buurt,
en de diaconie-jongens molken mee.
In haar wanhoop van de zorgen om dat
scharminkeltje riep Moeder wel eens uit:
„och, melievckind, word groot of. ga
dood." Want ze had 't zo druk om, bij
haar gezin, de zaak te helpen opwerken
door haar berekeningen."
Baas B. Boulonge ging in het jaar
1874 in de smederij aan de Baan bij Wil
ton aan het werk. Hij zou o.a. de zorg
krijgen voor de opleiding van de nieuwe
generatie Wilton. "De jongeheer Bart
Wilton is nog bij mij in de leer geweest
en heeft onder de platen gelopen, be
stemd voor de Venlose boten. Nadat
hij vervolgens in de draaierij te werk was
gesteld, is hij om het ambacht grondig
te leren enige tijd in Engeland geweest.
Toen hij terugkwam en in de leiding
over de scheepswerf werd opgenomen, zei
hij„Mijn vader heeft altijd voor guldens
gewerkt, nu moeten het ponden worden".
Toen „de jongeheren Willy en Jan"
onder baas Boulonge te werk gesteld
waren, hebben zij alles meegedaan wat
er voorkwam, en zelfs in slappe tijden
wel wateremmers gemaakt."
Naast werklust heeft het de Wilton's
aan gezonde lachlust nimmer ontbroken.
De jonge Bart Wilton kon er Brusse
smakelijk van vertellen: „En dan de
ronde tafel in het restaurant Leygraaff,
zo gunstig voor 't havenverkeer gelegen.
Iedere middag te klokke vijf nam ik
hier plaats met een grote kring van
deskundigen. Aan de andere ronde tafel
zaten de reders. Wij dronken een glas
en tapten een mop, en wc hebben er de
grootste zaken afgesloten in de vrolijkste
stemming. Want vrolijkheid, daar hiel
den we van; en hoe harder er gewerkt
werd, vaak dag en nacht door, des te
joliger was er de stemming, bij Ley
graaff, op ons kantoor, in de koffieka
mer op de werf, waar iedereen ons altijd
kon vinden, waar iedereen ons welkom
was want aan officii ligheid, plechtig-
(vervolg van pag. 409)
broer J. D. Wilton ontslag als directeur.
Het was ill en de hetr Willy Wilton
kort voor het eeuwfeest als laatste
der gebroeders Wilton overleden die
in het bedrijf als directeur en daarna
nog als commissaris werkzaam bleef.
Met aller krachtsinspanning en veel
opoffering is men de depressie te boven
gekomen, om er na een korte opleving
weer in te duiken, toen de tweede wereld
oorlog z'n barbaars geweld vooral ook
op de scheepswerven losliet. Mei 1945
bracht een beroofd bedrijf, waarin een
verwarde toestand heerste. Bond
enkele oude vertrouwde steunpunten
werd een nieuwe leiding opgebouwd, die
de hand vast aan het roer greep, om een
nieuwe, bloeiende phase aan te vangen
in de ontwikkeling van het dynamische
bedrijf, dat Wilton-Fijenoord heet.
kon vinden, waar iedereen ons welkom
was, want aan officiëligheid, plechtig
heid in de omgang met onze werk
nemers, met onze leveranciers, met ex
perts en surveyors, hebben wij altijd
't land gehad. Elk ogenblik daverde de
lach, en van de nieuwste moppen, die
bij ons 't eerst zijn verteld, zoudt ge
een heel register kunnen opmaken!
Des te beter vlotten de lastigste kar
weien, omdat we er nooit in getob tegen
aankeken maar déden, aanpakten
met lust, en plezier hadden in ons leven
van werken, altijd midden in 't gedaver
van werk."
Naast alle ijver en doorzettingsvermo
gen was een dosis geluk ook voor de
Wilton's onontbeerlijk. Een frappant
voorbeeld hiervan is wel de wijze waarop
men in het begin van de eerste wereld
oorlog een grote hoeveelheid ijzer wist
te bemachtigen tegen een prijs, die di
rect daarop met duizelingwekkende
sprongen omhoog liep. Het was de oud
ste zoon van de stichter die deze succes
volle koop volgens een ingeving
afsloot.
„Ja besloot de heer Bart Wilton
we hebben veel geluk gehad. En ik
ben niet bijgelovig, maar toch kreeg ik
de indruk, dat de Fortuin ons nu en
dan wel wonderlijk wenste te bevoor
delen. Ik herinner me nog uit de oor
logstijd, er was weinig werk, en on
rustig liep ik over de werf en de fabriek
heen en weer. Tot ik als 't ware een ingeving
krijg. Ik vlieg 't kantoor op, val neer
in m'n stoel, neem de telefoon en bel
onwillekeurig de chef op van de firma
Dikema Chabot: „Wat kost ijzer van
daag?" „Achttien cent." - „Hoeveel
hebt u?" „Twintig duizend ton."
„Ik koop de helft, hoek- en plaatijzer
voor schepenbouw, af te nemen naar
mijn verkiezing."
Dat was Vrijdag. Toen mijn mede
directeuren Zaterdagmorgen om half
negen de confirmatie zagen van een
order van f 1.800.000 ijzer, keken ze
mij ontsteld aan. Want we hadden er
zelfs 't geld niet voor.
Maar 't liep wonderlijk. Maandag
morgen vernamen wij bij geruchte,
dat de Duitse grens voor de uitvoer
van ijzer gesloten was. Mijn broers
dachten dat ik dit geweten had. Ik
wist er niets van. Ik telefoneer weer
aan de heer Pot van Dikema Chabot.
„Ja, rakker, hoe wist jij dit Vrijdag al?"
„En bis ik er nog vijfduizend ton bij
koop?" „Dan kost dat de dubbele
prijs: zes en dertig cent."
Wie hij de lassers van W.F. een kijkje neemt, kan soms moeilijk een vergelijking met
de werkplaats van geheimzinnige alchemisten onderdrukken