zich n.a,>JU A Ht Tekenende jeugd men heeft er geen kind aan KANTTEKENING BIJ EEN TENTOONSTELLING Tot een wereld, waarover zware schaduwen vallen door rationalisme, massificatie, intellectualisme, sectarisme, heeft de kunstenaar intuïtief stelling genomen, omdat hij zich evenals het kind en de primitieve mens innerlijk verbonden voelt met de oerbron van het leven, die niet in een „levens houding" te vinden is. De kunstenaars bereiden belangrijke stromingen op cul tureel gebied voor, lang voordat de wetenschap de wegen daartoe geëffend heeft, terwijl, het onderwijs, gevangen in een onwrikbaar systeem, nog slechts in zeer onvolkomen mate enige vruchten hiervan heeft kunnen plukken. In het tekenonderwijs, dat op de gemiddelde school in de beste gevallen gezien wordt als onderdeel van het „algemeen vormend onderwijs", gold vijftig jaar geleden als hoogste wet het exact treffen van de objectieve werkelijkheid. Vóór het kind werden enige voorwerpen geplaatst, of een plaat gehangen, waarbij het verstandelijk analyseren hoofdzaak was. Juiste proportie en perspectivische constructie behoor den tot het afgebakende terrein van de tekenmeester. In stof fige lokalen werd cursus gegeven naar blok- en draadmodellen, terwijl de wandplaat hoogtij vierde. Het kind, geneigd te vragen hoe het moet, kreeg prompt ten antwoord en aan wijzingen op zijn vragen, terwijl schietlood en opmectnaald tot zelfwerkzaamheid moesten aansporen. Een eindeloze reeks van tekenoefeningen, bij de wand plaat uitgaande van een rechte lijn en bij het voorwerp uitgaande van een kubus, moest er verricht worden, waarvan de resultaten zowel voor de leerling als voor de onderwijzer dodelijk vervelend waren, temeer omdat dit onderwijs in streng klassikaal verband plaats had en vaak op tijdschema gewerkt werd. Met het kinderlijk tekenen, het z.g. „naïef" tekenen, wist de paedagoog geen raad en dit werd gezien als een waardeloze, tijdverpluizendc bezigheid. Eerst na belangrijke ontdekkingen op zielkundig gebied heeft men kunnen vaststellen, dat het kleine kind de werkelijkheid als één geheel ervaart, en de kwalificatie van moeilijk en minder' moeilijk bij het „ver overen" van die werkelijkheid op papier, een bedenksel is van de volwassenen. Een autoriteit op het gebied van opvoeding tot kunst begrip, Prof. Dr. H. v. d. Waal, hoogleraar aan de Leidse l niversiteit, heeft onlangs in een voordracht over het kunst onderwijs duidelijke opmerkingen gemaakt betreffende de nieuwe geestelijke instelling, die aan de veranderende didac tiek ten grondslag ligt: „Het doel van de opvoeding kan niet anders zijn dan de aankomende volwassenen hun persoonlijke plaats te laten innemen tegenover de verschijnselen in en builen hen. De ver schijnselen buiten ons zijn in de eerste plaats verschijnselen in ons; de verschijnselen buiten ons zijn afhankelijk van de verschijnselen in ons.. Zijn dfe bomen in een museumtuin niet anders voor ons, na een bezoek aan een mooie tentoonstelling? Zijn ze weer niet anders voor ons in de tuin van de tandarts? Er is een tijd geweest, waarin men zei: „Laat de kinderen eerst maar eens iets natekenen," dus „de dingen zoals ze zijn". Wij willen hier niet eens stilstaan bij de philosophische non sens, die hierin besloten liggen. De beginneling kan nog niets en dan moet hij eerst maar „gewoon" doen, terwijl hij een eigen visueel beeld betreffende de zichtbare werkelijkheid in zich draagt. Is er dan geen natuurtekenen? Mijns inziens niet; het klinkt als een contradictio in terminis. Tekenen berust steeds op het uitlichten van bepaalde karakteristieken; het berust steeds op een keuze maken uit de complexe ge steldheid van de natuur, die men niet zal kunnen omvatten. „Zoals het natuurtekenen beoefend werd is het niets anders dan het technische tekenen (de 19de eeuwse industrie vroeg om tekeningen, waarna weer nagemaakt kon worden). Dit berust op een zuiver treffen van de lineaire proporties. Men heeft gemeend, dat dit het natekenen was van de dingen zoals ze zijn, terwijl het in feite niets anders was dan het ontwikkelen van een feilloze trefzekerheid in de lineaire proporties, te vergelijken met de trefzekerheid hij het schieten, bij het afwegen van IJ ons kaas ineens e.d. Deze capaciteiten zijn nodig voor een bepaald aantal mensen, die dit werk ook goed moeten kunnen beheersen. Blokfluitspel - ook dal wordt in het Stedelijk Museum spontaan beoefend. j - i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 11