/IÉ'
t
428
Toen men nog sprak over de
9. Achterlijke School99
aan het Oude Kerkhof
Was het aanvankelijk het hoofd van de school, die met
de nazorg was belast, al spoedig bleek hiervoor een volledige
kracht nodig te zijn. Er kwam een sociaal werkster, die in
veel gezinnen op niet minder bezwaren stuitte dan aanvanke
lijk het gehele zwakzinnigenonderwijs heeft moeten incas
seren. Er was echter bij velen een uitstekend begrip voor
deze nieuwe taak ten behoeve van de geestelijk onvolwaar-
digen en mèt het practische werk is deze kring gegroeid. Het
is een arbeid, die alleen op basis van vrijwilligheid kan ge
beuren, tenzij bij rechterlijk besluit een ondertoezichtstelling
is bepaald.
Het is geen gemakkelijke taak, die de sociaal werkster
voor de nazorg van leerlingen der B.I..O.-school is opge
dragen. Er mag dankbaarheid in schuilen voor elke pupil die
zij in de maatschappij goed bezorgd weet, maar vergeet niet
hoeveel arbeid er meestal moet worden verzet, voordat het
zover is. En dan nog niet gesproken van degenen, die geeste
lijk te labiel zijn om ooit een vast punt te bereiken. Mej.
Spoelstra kan ervan meepraten. Het is slechts te gissen hoe
veel telefoontjes, besprekingen en niet te vergeten over
redingskracht er voor nodig zijn om bijv. een jongen terecht
te brengen, die in een half jaar zo'n zeven baantjes verslijt!
Slechts cén geval uit de zoveel, want steeds wordt het aantal
pupillen omvangrijker en de zorg houdt er gelijke voet mee.
Jongens en meisjes en zij, die ondertussen tot man en
vrouw groeien, die geestelijk het tempo van onze samenleving
niet kunnen bijhouden, zij vinden na «de B.L.O.-school een
vast baken bij de Nazorg, die er naar streeft de pupillen te
plaatsen in een beschermende omgeving, waar hun persoonlijk
heid kan rijpen. Veel medewerking is er van alle kanten,
maar er moeten ook nog wel eens teleurstellingen worden
geboekt wanneer gepoogd wordt een dienstbetrekking op te
duiken. Geestelijk onvolwaardigen verkeren maar al te spoedig
in situaties, waarin van uitbuiting sprake is. Ook hiertegen
wordt gewaakt, omdat geestelijke onvolwaardigheid toe
gewijde arbeid niet uitsluit.
Bij het bedrijfsleven, het arbeidsbureau, inrichtingen voor
geestelijk onvolwaardigen, de weefkamer en de werkinrichting
van Zwakzinnigenzorg, overal heeft de sociale werkster haar
contacten ten behoeve van de pupi'len, die met hun problemen
de spreekuren in het Bureau Onderwijs aan de Hoogstraat
's morgens van 910 uur op Dinsdag, Donderdag en Vrijdag
vullen en er ook op Maandagavond tussen 7 en 8 uur terecht
kunnen. Er zal nog nimmer iemand bij deze uitloper van
het zwakzinnigenonderwijs, die zo treffend de sfeer ervan
weergeeft, tevergeefs hebben aangeklopt.
C
Met de vraag, of erin Schiedam een school voor zwakzinnige
kinderen moest komen, heeft de Raad zich het eerst bezig
gehouden in 1905, toen hij op voorstel van de heer Honnerlagc
Gretc in principe besloot aan de bouw van een nieuwe school
twee klassen voor dit buitengewoon onderwijs te koppelen.
In 1908 kwam de kwestie weer ter sprake. Die twee klassen
bestonden nog steeds alleen op papier en de Raad bleek nu
ten zeerste verdeeld over de vorm waarin dit onderwijs zou
moeien worden gegeven. Er kwamen veel principes en per
soonlijke vooroordelen bij te pas, totdat het voorstel tenslotte
werd afgevoerd.
Het zou 1917 worden alvorens men de kwestie opnieuw
aan de orde stelde. Er bleek veel veranderd te zijn. Waar
de heer Honnerlage Grete in het verleden zijn ideaal steeds
weer had zien afstuiten, moest hij nu tot z"n verwondering
constateren, dat men eendrachtig was in z"n loftuiting voor
het initiatief van de inspecteur van het onderwijs.
Er kwam een School voor Buitengewoon Lager Onderwijs,
die men een plaats toewees in het gebouw aan het Oude
Kerkhof, waarin daarvóór meneer Tijl de schcpter had ge
zwaaid. De man, die in de B.L.O.-schooI de leiding in handen
werd gegeven, was een jonge Zeeuw, K. J. Heijboer, die
van 1908 tot 1918 zijn ervaring in de B.L.O.-school te Rot
terdam had opgedaan.
De jonge Heijboer is een Schiedammer geworden, aan wie
hel zwakzinnige kind in deze stad heel wat te danken heeft.
Niet alleen heeft hij in die beginjaren de B.L.O.-school het
nodige vertrouwen bij de ouders gegeven, maar daarnaast
gaf hij de stoot tot de oprichting van de vereniging „Zwak
zinnigenzorg", waarin een deel van de leerlingen, die na
afloop van de school niet geschikt zijn voor opneming in
de maatschappij, kunnen worden opgevangen.
Waren er in 1918 drie leerkrachten aan de B.L.O.-school
verbonden, in 1919 werden het er al vijf, in 1920 zes en in
1921 zeven.
Handenarbeid, lezen, schrijven, rekenen, lezen, taal en
zelfs aardrijkskunde werden van het begin af aan het Oude
Kerkhof onderwezen. „Kreeg u de kinderen vlot naar uw
school?" vroegen wij de heer Heijboer. „Je moest maar
afwachten tot de school, waar het kind tot dan toe was ge
weest, ging piepen." Dan vond de oproeping plaats, waarna er
een paedagogische test en een medisch-paedagogiseh onder
zoek volgden.
Het viel lang niet altijd mee het vooroordeel van de ouders
tegen deze „achterlijke school" te doorbreken. De heer Heij
boer kan nog smakelijk vertellen hoeveel overredingskracht
er soms nodig was om de ouders het grote belang van dit
onderwijs voor hun kind onder ogen te brengen. Zo kon het
gebeuren, dat een vader in de spreekkamer van het school
hoofd voor diens gezag het hoofd boog en meeging naar het
klaslokaal, waar enkele eenvoudige rekenopgaven op het bord
vermeld stonden. Op de vraag van de heer Heijboer wat
de uitkomsten waren, bleef hij het antwoord schuldig. „Wees
er dan van overtuigd, dat jouw jongen, ondanks zijn geestelijk
onvermogen, dit tenminste hier nog wel kan leren," kreeg
de weerspannige vader naar het hoofd geslingerd. De jongen
kw&m naar de B.L.O.-school....
Veel is er in de loop van de jaren bij het Buitengewoon
Lager Onderwijs aangepast aan nieuwe inzichten. Wat grondig
veranderde, dat was de instelling van de bevolking tegenover
de B.L.O.-school, die volledig begrip voor haar noodzaak
heeft gevonden.