BOMEN IN HET JIJLIANA- PARK V.J HET GROEN IN ONZE STAD 'i 36 cn plukt cr manden vol leliën. Ook leidt hij liaar naar de onderwereld, waar Rhadamanthus en de andere rechters aan de schuldigen hun straf toewijzen. En soms weer brengt de engel haar omhoog naar de Olympus. Daar aanschouwt ze met eigen ogen de scharen der engelen en af en toe spreekt Maria woorden van troost tot haar: „Draag uw hard lot geduldig; een schoon loon wacht u". Dan, gesterkt door deze raad, lijdt Lidwina haar vele kwalen weer gelaten, aan Job gelijk. Tot eindelijk haar strijd gestreden is cn ze wegvlucht naar een beter leven. Er wordt dan een graf voor haar gebouwd; in scharen komt het volk daar bidden en de kapel wordt schoon versierd. Men heeft vreugde aan de wondere kracht, die van haar overschot uitgaat en kreupelen en blinden geneest. Zo lang de ossen de ploeg voorttrekken, de bijen om honing vliegen en er vis wordt gevangen met de krommen haak, zó lang zal de lof van de heilige Lidwina te Schiedam weerklinken. De gehele uitgave is slechts acht pagina's groot. Wij drukken hier het titelblad en de slot-pagina af. De houtsnede op de titelpagina is dezelfde als bekend is van het oudste devotie prentje, het zogenaamde Keulse prentje van ongeveer 1500. Het zou teveel plaatsruimte vergen om het gehele gedicht weer te geven. Om echter enig idee te geven van de inhoud besluiten wij dit artikel met de weergave van enkele strofen in de vertaling van de dichter Bernard Verhoeven. Wij nemen hiervoor het slot. Als Lidwina zag van het uiterst lijden Dan gesteld de grens en den dag aanlichten, Dat zij mocht d°eertijds reeds haar toegezegde Palmen vergaren. In haar blijden dood liet ons' aard zij achter En ontvlood naar 't oord van een beter leven Om in hemels heir de zo heet-begeerde Vreugden t'ontvangen Het ontzielde lijf uordt gevoerd ter grafstee Weids van bouw, en 'l volk, daar te hoop gelopen, Stort gebeden, siert de kapel er schoon met Goudlend geflonker. Hier de blijdschap viert het geschenk der resten Dezer heiVge maagd, en de lamme wandelt, En geschonken icordt aan misdeelde blinden Vriendelijk lichten. Zolang ossen treên voor de krommen ploegstaart, Zich de bij verzaadt in de bloemen Hybla's, En zolang nog laat aan een krommendangel Vis zich verschalken, Zal Schiedam, Utv stad, Uwen onvencelkVren Roem bazuinen, maagd, en met icijde galmen Zal, in maten zoet en welluidend, nimmer t Loflied verstommen. „De bomen zien zwart, van de zwellende botten; O zonne, wanneer zal utv macht, onbevaên, weer springende blad, en de banden ontknotten, waarin 't twee drie maanden heeft houtvast gestaan? In dit gedicht spreekt Guido Gezelle het verlangen uit naar het voorjaar, naar het ontwaken van de natuur, na de lange, donkere wintermaanden. Het voorjaar is gekomen. De knoppen van de kastanjeboom springen open en het jonge blad ontvouwt zich, eerst schuch ter, doch zodra de zonnestralen de temperatuur milder maken, in sneller tempo. Omstreeks 10 April ligt de gemiddelde datum, waarin in ons land in het Zuiden vroeger, in het Noorden later bomen en heesters in het blad komen. In een zeer koud voor jaar kan die datum iets later vallen, maar veel verschil is er meestal niet. Wanneer we in tuinen en parken rond zien, zullen we er varen dat de bomen als verschijningsvormen in het planten leven het meest volmaakte beeld bieden en het krachtigste type vertegenwoordigen. De bomen vormen in tuin- en parkbeplanting het hoofd element. In de winter trekken de bomen de aandacht door hun afgeronde of gekartelde contour, door de fraaie silhouet, sommige ook door de fraaie kleur van stam en takken. In de zomer vallen zij op door de kleur der bladeren in velerlei nuances groen en andere tinten, terwijl veel bomen het oog verlustigen door hun bloemenpracht. In hun hoogtegroei zijn de bomen zeer verschillend, som mige groeien tot 30 m. hoog, andere daarentegen bereiken in volle wasdom slechts een hoogte van omstreeks 10 m. Voorts moet het de beschouwer opvallen, dat de kroon vorm van de bomen zeer verschillend is. De voor iedere soort of variëteit karakteristieke kroonvorm resulteert uit de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 12