-J—ente een stad in de 31 Een brede waaier van gouden zonnebundels ontplooide zich die eerste prille voorjaars dag in April, toen de fotograaf en ik met lentelichte stappen doelloos doolden in het laby rinth van Zwart-Nazareth. Is het wonder, dacht ik, dat men deze noordelijke stadstcijk van Schiedam vroeger met zo'n schampere bijnaam tooide.Hier immers klopt het oude hart van de drankfabri- cage, hier leunen zwarte en groezelig-bruine pandjes met verweerde en gekromde ruggen tegen elkaar; hier stoot de stompe Noordvestmolen zn geblakerde kruin in de lucht, die zwanger is van alcohol en kruiden. Oud-Schiedam hoe weinig is daar veranderd. Het is een wonderlijk boeiend brok verval, dit stadsdeel, hier en daar reeds onder het meedogenloze mes van de sanerings chirurg, luttele meters verder nog verstard in eeuwenoude sfeer: somber, onwelriekend, vuil, wrak en benauwend. Maar zoals de zwarte onyx in gouden zetting tot een zeldzaam sieraad wordt, zo krijgt Zwart Schiedam in de gulden schijn van voorjaarszon onverwachte schoonheid. P Waar enkele jaren geleden de Raam nog stinkend en stomend lag te pruttelen, treffen we thans de egaliteit van vers gestort zand en het is, alsof de omringende lage huisjes somber en niet-begrijpend staren naar deze open plek in de volte van hun kris kras verspreide antiquiteit. Gedempt zijn ook de gruwelijke open riolen aan de Zijlstraat en andere doorgan gen van dit diabolisch doolhof, waarin concurrerende distilleerderijen broederlijk woekeren met spaarzame ruimte en licht. Hier en daar wordt het spel van lichtvallen en schaduwpartijen onderbroken door een strakke gevel van frisse baksteen of een gerestaureerd pand. Want niet al de oude bouwsels hebben de tand des tijds weer stand kunnen bieden. Op hun grondvesten zijn moderne gebouwen verrezen. Maar passend in het geheel zijn de beluikte vensters, gebarsten muren, char mante toogjcs, goedige gevels en grove straatklinkers. Ondenkbaar ook is dit domein van distillateurs zonder de stapels kruiken, kratten en manden.kijk eens, hoe fris het groene glas van zo'n mandfles afsteekt tegen de bedstee van stro en houtwol, Duizend tere tinten waarin zij rust. Zon en schaduw toveren op hals en schouders tere tinten in duizendvoud op hals en schouders en uit het kurkloze gietvat verwaait nog een ijle geur. Wij zijn inmiddels bij het Spinhuispad gearriveerd, illustere bloem uit de ganse lezing, die hier samengesteld kan worden: Anna Zusterstraat, Groenweegje, Achter de Teerstoof, Verbrande Erven en al die andere. En aan het eind van dat Spinhuispad worden we pas goed geconfronteerd met de nieuwe Lente. Want hier hangt de was kraakschoon boven de straatstenen te drogen, hier spiegelen de ramen en wordt het ongelijke plaveisel geboend en geschrobd door vrouwen, die de blote voeten vaak in klompen hebben gestoken. Zij luiden het voorjaar op de aller-vrou- welijkste wijze in en het zou wel heel onbillijk zijn, ook hier nog van Zwart Schiedam te spreken, bij zóveel reinheid! Verder dwalend, horen we &1 spoedig de holle echo van onze voetstappen weer klinken in de kromme en hoge doorgang, die Overmaassesteeg heet. Diep-verzon- ken vensters en deuren, geblakerde groe ne luiken en halfronde togen breken hier Grillig spel van zon en schaduw in de Overmaassesteeg de monotonie der steile wanden. Maar verbluffend rijk is nu de staalkaart van tinten, het grillig spel van fel zonlicht en milde schaduwen. Twee kleuters, het jochie aan de hand van het meiske, ver sterken ditmaal de voorjaars-illusie van het nieuwe, het frisse in deze, sinds men senheugenis onveranderde contreien Tien minuten later staan we aan de oever van de Noordvest en aan de voet van de afgeknotte molen, waar in 'n gedenksteen een eerbiedwaardig jaartal staat gegrift. Wel staan wij met de rug gericht naar een half dozijn wereldver maarde stokerijen, maar vóór ons ligt reeds de wijde Nieuwland-polder en nergens is de grens tussen Oud en Nieuw

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 7