BBet politieke front BB eel rijfsleieters en vrije beroepen Beroepsstructuur 103 jaren het Rijkscijfer van het percentage Katholieken op de voet is gevolgd. Zowel onder de Rooms-Katholieken als onder de onkerkelijken blijken omstreeks 1947 meer kinderen in de leeftijd van 0 15 jaar te zijn dan onder de Protestanten, waarvan het laagste percentage onder de Nederlands-Hervormden werd waargeno- De uitslagen van de verkiezingen ge durende de laatste 15 jaar, geven hier op het politieke vlak sterkere verschuivingen te zien dan in Nederland in z'n geheel. De groep K.V.P.-stemmers vertoonde nogal wat schommelingen, maar bleef toch vrij constant, nl. 25,13% in 1935 en 26,4 in 1953. De Partij van de Arbeid bereikte in 1953 met 38,3% een hoogte, die tot dan nimmer door een politieke partij in Schie dam was bereikt. De Anti-Revolutionnaire Partij bleef vrij constant, de C.H.U. stelde Schiedam nogal eens voor verrassingen, en wat de V.V.D. betreft, deze partij kwam met 7,61% in 1948 tot het hoogste punt. Met de C.P.N. was het in Schiedam al niet anders dan verderop in Nederland, men hield niet veel meer over dan 1/3 van het stemmental van 1946. werkende bevolking volgens bedrijfsklassen blijkt in de eerste plaats dat Schiedam een sterk geïndustrialiseerde gemeente is. Van de totale beroepsbevolking werkte om streeks 1947 in de industrie 37,1%. Het cijfer voor de provincie Zuid-Holland was 37,2%, doch van Schiedam 58,4% voor de mannelijke en 31,88% voor de vrouwelijke bevolking. Uit de vergelijkende cijfers van 1930 en 1947 valt te constateren, dat landbouw, maatschappelijke diensten hij Gemeente, Rijk, kerken e.d., handel, verkeer, banken, vrije beroepen, verzekeringswezen e.d. onevenredig sterker zijn toegenomen, zodat in 1947 in vergelijking met 1930 relatief minder personen in de industrie werkten. Van de totale woonbevolking van Schiedam bleek bij de laatste volkstelling 61,6% van de mannen en 58,6% van de vrouwen ter plaatse geboren te zijn. Deze cijfers geven duidelijk aan dat de stad dus een aanzienlijke kern autochthone bevolking heeft en in dit opzicht dus niet afwijkt van andere stedelijke gemeenten in Nederland. Zelfstandige bedrijfshoofden telt Schie dam in vrij geringe mate, terwijl ook de kleine zelfstandigen in de nijverheid maar pover vertegenwoordigd zijn. Hetzelfde beeld vertoont de groep zelfstandige middenstanders. Terwijl Enschedé 3,16% en Zaandam 3,11% bedrijfshoofen-winke- liers onder de beroepsbevolking telt, moet Schiedam het met 2,88 doen. Schiedam heeft ook een aantal personen werkzaam in vrije beroepen, dat beneden het normale cijfer blijft. In 1947 werden er per 10.000 inwoners 122 geteld. In Amsterdam en Hilversum waren de aantal len resp. 161 en 209. Bij het hoofdstuk over de beroeps structuur maakt drs. Diederich in de eerste plaats onderscheid tussen de woonbevolking en de werkbevolking. In 1947 moest worden I geconstateerd dat 26,7% van de werkende Schiedammers, om precies te zijn 6.926 personen, dagelijks buiten de stad trekt. Daartegenover staat echter dat de plaatse lijke industrie, behalve aan 73,3% van de Schiedamse werknemers ook nog arbeid verschaft aan talrijke niet-Schiedammers, die 15,5% van het totaal uitmaken. In 1930 der totale Gemeente be-volking in de industrie werkzaam Schiedam 21 Zaandam 18,2% Utrecht (stad) 13,3% Amsterdam 16,2% Rotterdam 15,1% Amersfoort 13,8% Het Rijk 13,8% oefende 36% van de Schiedammers een of ander beroep uit. In 19-17 was dit 40% geworden, d.w.z. 21.940 mannen en 5.938 vrouwen. Het blijkt, aldus het rapport, dat in de laatste 50 jaren de groep volproduc- tieven relatief zeer sterk is toegenomen. Cok de groep halfproductieven in de leeftijd tussen 50 t.e.m. 64 jaar toont, hoewel in iets geringere omvang, deze tendentie. De climax is echter vermoedelijk bereikt. Naarmate de groep bejaarden, dus onpro- ductieven, boven de 65 jaar zal toenemen, zal de groep volproducticven weer relatief geringer worden. Uit het overzicht van de De bevolking tan Schiedam per wijk verdeeld naar de kerkelijke gezindte in procenten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 11