ude juwelen in een nieuwe vatting
y
156
Ongetwijfeld vraagt elke rechtgeaarde
Schiedammer en de minnaar van steden
schoon buiten onze stadsgrenzen zich wel
eens af, welke plaats de molens en wat daar
nog van over is, in de toekomst zullen in
nemen, gezien het gevaar van culturele ver
vlakking, dat ook in onze stad soms zo
duidelijk merkbaar is. Zullen deze slanke
sierlijke reuzen, zo volkomen ineenvloeiend
wat hun silhouetten betreft, door een ge
nadeloze hand gewelddadig tot verdwijnen
worden gedoemd?
....Of zal de tand des tijds, mits we
plechtig beloven goed voor hen te zorgen,
nog voor lange tijd uitstel van executie
verlenen voordat zij de weg gaan van alle
mensenwerk?
Ziedaar enige vragen welke wij zo graag
beantwoord willen zien. Ook vraagt men
zich af of bij het concipiëren van nieuwe
stadsdelen rekening gehouden zal worden
met deze boodschappers van het verleden,
en of uit stedebouwkundig oogpunt winst of
verlies zal zijn te boeken, nadat alle plannen
verwezenlijkt zullen zijn. Laat ik u behulp
zaam zijn bij het beantwoorden van deze
vragen, waarbij echter deze restrictie is te
maken, dat alle werk mensenwerk is en
blijft en dat niemand ooit met zekerheid
generaties vooruit kan denken in een maat
schappij, welke nog hevig evolueert.
Om te beginnen is het misschien het beste
om te weten hoe onze houding tegenover
boodschappers uit vroeger tijden m.i. beslist
niet moet zijn. Op gezette tijden komt
telkens de vraag naar voren of het niet
beter is de grachten te dempen, met het
motief dat parkeergelegenheid zo noodza
kelijk is, dat het economisch is (geen onder
houd van dure kaden etc.), dat de grachten
veelal een ondraaglijke stank verspreiden,
enz.
Er zit altijd een kern van waarheid in
deze argumenten, doch niet meer dan een
kern als we de stad als een geheel zien, niet
alleen de bomen, maar ook het bos. Met
andere woorden de stad, en vooral de histo
risch nog waardevolle stad, is meer dan een
optelsom van haar gebreken. Het is een stuk
geschiedenis en een aanknopingspunt, zon
der welke een beschaafde gemeenschap niet
leven kan. De geest van Ford is vaardig
geworden over de voorstanders van het
dempen, toen de automagnaat Amsterdam
met een veldheersblik overziende, bondig
verklaarde: „Demp alle grachten en ge
hebt geen verkeerspuzzle meer". Het is
hem te vergeven, hij was slechts een auto
magnaat. Hoe eenvoudig, nietwaar? Demp
alle Schiedamse wateren; de molens die
komen te staan als een schip zonder zee,
breken we als verkeersobstakels af en we
slopen meteen de verdere monumenten,
want ze zijn van geen economisch nut, ver
branden oude boeken en schilderijen, want
ze nemen zoveel plaats in, kortom, we doen
alles weg wat oud is en niet meer volop
functioneertwe zijn niet meer dan een robot
van het heden.
Indien wij alle verbindingen met het
verleden verbreken, zullen wij rijden en
koersen in de mist van de culturele vervlak
king. Zo moet het dus niet.
Wij moeten vasthouden aan onze schaar
se boodschappers uit het verleden, voorzover
deze werkelijk nog iets te zeggen hebben,
en dat doen onze molens. Respecteren wij
deze dus!
Wij moeten weg doen de historische ele
menten, die ons niets meer te zeggen heb
ben. Dit zijn b.v. de honderden krotten, die
in de oude stad te vinden zijn: Dat zijn ook
voorzover reeds niet verdwenen de
open riolen, vroeger „grachten" geheten.
Zand erover!
Wij moeten handhaven onze molens, om
dat zij karakteristiek zijn voor onze stad en,
nauw met haar verbonden, ook heden nog
aandeel hebben aan het arbeidsproces.
Deze machtige torso's zelfs de afge
knotte werken beeldend op landgenoot
en vreemdeling en zijn als reclameobject
voor Schiedam van onschatbare waarde.
Als molen zijn het de beste producten, die
ons land ooit voortbracht.
Hoe de Noordvest er wellicht in de toekomst
omtrent de Noordmolen zal uitzien. Ir L. A
de Haas was zo vriendelijk deze schets te
vervaardigen. Over de Noordvest de nieuwe
brug en aan beide zijden een moderne be
bouwing. Daarbijgedacht achter hel groen
van een bomengroepde Noordmolen (met
wieken en balie).