ut; November-slacht EEN JEUGDHERINNERING 159 Beeldrijke herinneringen aan vroeger dagen komen op, nu de herfstige stormen hun kop opstekenherinneringen aan Novembcr-dagen vol knappend houtvuur, snert met kluif, de geur van koken en braden, en boven, zwaar hangend aan de balken, de hammen en de worsten. 't Kon gebeuren, dat je als kleine broeke man, glurend tussen de planken boven de trog, je vader waarnam op z'n Ouwerkerksc puntklompcn, met z'n pet van zes stukken en een knoop, die van het ene op het andere oor schoof en hem hoorde zeggen: „We zullen de slachter waarschuwen". Daarna was er de man met de messen, door ons „de knors" geheten, die de rest van het jaar voor dag en dauw de boer op ging, om pas geboren kalveren op te kopen en deze voor de slacht te- „marten" in Rot terdam of Delft. In de boenhoek, de harte- klop van de oude boerderij, waar de boter en kaas gemaakt worden, pomp en put aan wezig zijn en de zindelijkheid dus hoogtij viert, werd de uitgezochte spekkolos met touwen om de poten gebonden, op zijn zijde neergelegd om zo de beslissende stoot van het resolute mes te ontvangen. Schaal of pan stonden reeds klaar om het vluchtende, dampende bloed op te vangen voor de worst bereiding. In de hoek trilde de lucht ondertussen boven het roodkoperen waterfornuis, waar onder het vuur hele takkenbossen ineens verslond. Was de bloedstroom weggeëbd, dan was het de taak van het hete water, de arbeid voor de borstelschrappers zo goed mogelijk voor te bereiden. Dat laatste was een werkje, waaraan wij jongens, volop meededen, ondertussen met open oren luisterend naar de sterke verhalen, die er over vroegere slachtingen te vertellen vielen. Na de borstelschrappcrs kwam er een ladder om het varken in verticale toestand tegen de muur te kunnen plaatsen en nog later kwamen er zelfs zaag en bijl aan te pas. Al 't werk resulteerde tenslotte in die twee welvoorziene varkcnsdelen, waartus sen de „knors" bovenaan als een macaber grapje de kop plaatste, de krulstaart achter de slag tanden in de bek geklemd. 'k Herinner me als eerste lekkernij voor de hongerige maag de in plakken gesne den milt, die vanuit de pan op het brood naar binnen verhuisde. In het licht van de petroleumlamp was heel het gezin ingezet oin op houten plank jes het vet in dobbelstenen te snijden, waarna het verdween in de grote ijzeren potten, waarin het boven het haardvuur werd uitgebraden. De „kanen", tweede lekkernij bij uitnemendheid, kwamen al of niet met stroop vermengd ook op de boterham terecht. 't Was een tweedaags schouwspel bij uit nemendheid, deze Novcmbcr-slacht in vroe ger dagen. Bij zijn terugkomst torste de slachter dan buiten zijn normale attributen ook nog een hakblok mee in de vorm van een driepoot, waarop het geslachte varken verder werd behandeld. Wat er tenslotte overbleef, ging, voorzo ver het spek en vlees was, in de zoutkuip in de kelder. Een maand verder hingen hammen en spek in de schoorsteen om daar nog een weck lang gerookt en berookt te worden. Het was een ritueel, waaraan de jeugd minder deel had, dan aan die meer binnen de gezichtskring van een flinke appetijt lag: het klaarmaken van de zure zult en het kruiden van de worst 't Is een oud verhaal, de geschiedenis van de November-slacht in het Kethelse voor velen onder ons een héél oud verhaal waaraan zij zelf part noch deel hadden. Wie het in al zijn realisme meemaakte, kan het niet vergeten, vooral niet in deze tijd van het jaar, nu wij ons behaaglijk rond de kachel zetten en soms op de weg nog een boerenwagen zien voorbijgaan, terugkerend van het abattoir, waar nu volgens alle eisen van de hygiëne de November-slacht plaats vond. Omdat zo'n oud volksgebruik ten slotte alleen leven kan naarmate het met de romantiek en duistere symboliek ver bonden is, wordt het z.g. „afhakken" nog voor thuis bewaard, 't Is slechts een rudi ment van wat de November-slacht eens was. Maar 't moet gezegd't ruikt nog even ver leidelijk als vroeger J 6 JAAP DE RAAT. m 't jp. «-?-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 19