Molens
147
EN
Bijgaand artikel over de economische betekenis van windmolens in het verleden
heden en de toekomstwerd geschreven door de technische adviseur van de vereniging
„De Hollandsche Molente Amsterdamde heer A. J. de Koning.
De vereniging „De Hollandsche Molenzet zich in voor het behoud van de 1300
molens, die er in ons land nog zijn overgebleven van de ca. 6000, die er in het begin
van deze eeuw nog waren. Veel werd er sedert 1924 reeds bereikt, waarvan het voor
naamste wellicht was het besluit van de regering in 1946, waarbij alle molens tot
monument werden verklaard. Zonder toestemming van Rijksmonumentenzorg mag
geen molen veranderd, noch afgebroken worden.
Vrienden van de Hollandse molen kunnen toetreden als lid van de vereniging
en zo de strijd om het behoud van onze molens steunen. Men kan zich opgeven als
lid of begunstiger minimum bijdrage resp.f 5,en f2,50) bij het secretariaat van
„De Hollandsche Molen', Reguliersgracht 9, Amsterdam postrekening 113590).
Het ogenblik waarop voor het eerst het
wiekenkruis van een windmolen door de
lucht kliefde, voert ons terug tot de grijze
oudheid. Volgens de spaarzame berichten
die hierover bekend zijn, zal vermoedelijk
aan het einde der elfde eeuw de windkoren-
molen zijn entree gemaakt hebben in West-
Europa. Voordien maakte men wel gebruik
van menselijke of dierlijke kracht tot het
vermalen van granen voor de consumptie.
Echter in streken met stromend water
werkte al heel lang de waterradmolen, een
werktuig waarvan het voornaamste onder
deel, het schoepenrad, door stromend water
in draaiende beweging wordt gebracht.
Durven wij omtrent het begin van de wind
molen nog gissingen te maken, met be
trekking tot de eerste toepassing van de
watermolen zal zelfs de best geïnformeerde
historicus grote voorzichtigheid betrach
ten. Reeds in het begin van onze jaartelling
wordt gewag gemaakt van dit werktuig,
doch ver daarvoor zal men buiten Europa
door middel van waterkracht werktuigen
hebben aangedreven. Het gebruik van de
wind als krachtbron is van zeer grote be
tekenis geweest in de vroegste tijden, en
we kunnen wel zeggen dat deze ontdekking
even belangrijk is geweest als later de uit
vinding van de stoommachine. Het is im
mers duidelijk, dat een concentratie van
mensen niet mogelijk is te achten, wanneer
niet in de primaire behoefte het voedsel
kan worden voorzien.
De eerste windmolens waren dan ook
korenmolens, van het type houten stan
derdmolen. Dit soort molen vond men
vroeger in alle nederzettingen en later, toen
de steden zich begonnen te ontwikkelen,
werden deze werktuigen op de wallen ge
plaatst om een gunstige windvang mogelijk
te maken. Op oude afbeeldingen ziet men
dan ook naast torenspitsen en woonhuizen
altijd standerdmolens afgebeeld, omdat
meestal enige van deze werktuigen nodig
waren om de behoefte aan meel te kunnen
dekken. Als vuistregel gold dat op iedere
2000 inwoners van een stad een molen
nodig was. Zo is b.v. Parijs omkranst ge
weest met windmolens evenals vrijwel alle
Europese steden.
Nadat aanvankelijk de windmolen toe
passing vond bij het vermalen van granen,
ging dit werktuig in de zestiende eeuw een
grote toekomst tegemoet, doordat men er
tal van mogelijkheden in ontdekte.
Aan het einde der vijftiende eeuw kwam
men op de gedachte om de windmolen te
benutten voor de ontwatering van polders,
hetgeen in Zuid-Holland voor het eerst
toepassing vond in het jaar 1496.
Kort daarop werd een houtzaagmolen
gebouwd, waarna de molen een universeel
werktuig werd, dat voor de toenmalige
industrie algemene toepassing vond. In de
Zaanstreek waar het hart van de toenmalige
industrie klopte, draaiden honderden
molens die een ongekende welvaart brach
ten. Tot ongeveer het begin van de zeven
tiende eeuw waren de windmolens van het
type standerdmolen en wipmolen, doch
daarna kwam men tot de ontwikkeling van
de achtkante houten molen met riet ge
dekt. Vroeger zal men reeds ronde stenen
molens hebben opgericht, analoog aan de
werktuigen die in Zuid-Europa en Azië
draaiden, doch dit type was niet erg ge-
eigend voor onze drassige bodem. Gezien
de grote toepassing van hout in vroeger
tijden, alsmede het zeer grote vakman
schap in dit materiaal, was het vanzelf
sprekend, dat men in de lage landen
bij de zee een windmolen in deze bouwstof
ging vervaardigen.
Om een gunstige windvang mogelijk te
maken, alsmede om bergruimte te winnen,
ging men over tot de bouw van stelling
molens, werktuigen, die naast een grote
berg- en werkruimte door hun afmetingen
een gigantische kracht konden ontwikke
len. Voorbeelden van grote stellingmolens
vindt men in ons land gelukkig nog in over
vloed en.in gebruik. De industrie nam
met behulp van de machtige windmaal-
werktuigen zo'n grote vlucht, dat zelfs
bedrijven ontstonden met meerdere wind
molens. Het laat zich gemakkelijk begrijpen,
dat juist een aantal windmolens in het bezit
van één eigenaar later gemakkelijk ver
vangen werd door een grote moderne
machine.
De uitvinding van de stoommachine
vuurmachines zoals ze aanvankelijk ook
wel werden genoemd, heeft a.h.w. een revo
lutie teweeg gebracht in de molenwereld.
In een boekwerkje van de schrijver R.
Arrenberg, gedateerd 1772, wordt gewezen
op de „groote voordeelen aangetoond,
welken ons Land genieten zou, indien men
Vuur-Machines in plaatse van Watermolens
gebruikte."
Zoals tegenwoordig bij de verdediging
van moderne machines het geval is, werden
toen ook reeds allerlei argumenten ter tafel
gebracht, die moesten dienen om de nieuwe
gedachte met succes te introduceren.
Iedere Nederlander was ook gelukkig in
die dagen nuchter genoeg om zich niet direct
te laten beïnvloeden, zodat het vervangen
van windmolens door stoommachines heel
spaarzaam verliep. Wanneer een wind
molen als enig werktuig in het bedrijf of
bij de polder in dienst was, dacht men er
zelfs niet over deze te vervangen. Weliswaar
zal de uitvinding van de stoommachine de
gedachte van de molcnbezitter hebben be
ïnvloed doch een ruïneuze slachting van de
windmaalwerktuigcn was hiervan nog niet
zo direct het gevolg. Dit kwam pas bij de
eerste toepassing van de verbrandings
motor, die aan het einde der vorige eeuw
zijn intrede deed. Veel lezers zullen zich de
zuiggasmotoren herinneren die tot op de
huidige dag nog wel worden toegepast,
die minder omslachtig in de bediening
waren dan de stoommachines en zodoende
bruikbaar bleken in het kleinbedrijf.
Aanvankelijk werden deze motoren
hoofdzakelijk gebruikt als hulpkracht, doch
nadat de bruikbaarheid van het werktuig
was gebleken, werd deze machine spoedig
gepromoveerd tot hoofdkrachtwerktuig.
De toepassing van de electrische drijfkracht
kan voorlopig als sluitstuk worden genoemd
van het mechanische tijdperk waarin wij
momenteel leven. Het gebruik hiervan is
zeer eenvoudig en practisch, doch voor de
kleine bedrijven duur. In vele molenbe-
drijven ziet men dan ook nog toepassing
van andere kracht dan electrische, omdat
dit in exploitatie te onvoordelig is.
Wanneer men op het ogenblik de situatie
met de windmolens overziet, dan ontdekt
men dat slechts zelden meer bedrijven
worden aangetroffen die uitsluitend met
Vorvolg op pag. 161