1« tien jaar Schiedamse Gemeenschap Dtigelijlis bestuur: Itestuursruud: Inhoud: Abon nemen ten Advertenties: 176 Bureau: Plantage, Schiedam, tel. 68043 Ere-voorzitter: Mr. J. W. Peek, burge meester van Schiedam. M. Holl, voorzitter; Edw. den Hoed, secretaris; A. de Groot, penningmeester; K. J. Heijboer, A. L. J. Kunze, F. A. de Wolff, Mr. H. A. M. Roelants, leden. N. J. J. van Baarle, B. v. d. Berg, G. W. van Bergen Walraven, J. T. M. Bertels, A. S. H. A. Blaisse, M. den Boer-Bijl, C. Brunt, Ir. W. E. Hoek, Drs. K. W. van Houten, L. Kamp, C. Landsbergen, E. A. Leenderts, mej. A. E. D. Noorde- graaf, W. C. Oranje, D. Schwagermann, A. M. Sunderman, B. Vincent. Reductie-commissie: M. Holl, P. Groenendaal en H. Visser. Aan dit nummer uerkten mee Mr. F. Bordewijk, W. O. Duys, E. F. Groos- man, A. van der Poest Clement, Mr Ir M. M. van Praag, Jaap de Raat, J. J. Schipper, D. Schwagermann, H. Visser en A. Jurriaan Zoetmulder. Kerstmis, tien jaar geleden175 Na tien jaar176 Nederlands grootste schip177 Twee torenflats178 „Het" Musis180 Laatste wandeling 182 Kersttentoonstelling 185 Tussen S'dam en Kethel187 Het verval van „Zwart Schiedam" 190 't Was een vuurpijl 192 Twee stadsgezichten 193 Achter Kethel ligt Papsou194 Opa Hersbach vertelt 196 SG-agendabureau197 Ruïne van Matenes198 Kroniek199 f 3,per jaar of f 0,35 per nummer, voor buiten Schiedam f 3,25 (giro 549934 t.n.v. De Schiedamse Gemeenschap). Kon. Ned. Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. 69300. „Kerstmis, tien jaar geleden'*, schreven wij boven de boodschap der kerken van Nederland, die in December 1944 het licht zag en in dit laatste nummer van ons blad in 1954 de plaats van het hoofdartikel inneemt. Tien jaar geleden.welk een afstand, wanneer wij kijken naar de ellende van toen en de betrekkelijke welvaart, waarin wij ons nu mogen verheugen. Hoever waren wij als volk gezonken in het moeras van de hulpeloosheid, waaruit bijkans geen redding mogelijk scheen. De zucht tot zelfbehoud dreef de mens tot daden, die wij nu kunnen verafschuwen, maar die toen vaak zo moei lijk als „slecht" te kwalificeren waren om dat onze morele maatstaven na vier jaar bezetting wel sterk gehavend waren. Honger, opoffering, gesjacher, verraad en heldenmoed, het waren zaken, die aan de orde van de dag waren en zich in hun meest schrijnende, maar ook, waar het op offering en heldenmoed betrof, in hun meest aandoenlijke vorm manifesteerden. Echter, alles bleef omhuld met die sluier van de wanhoop, die geen enkele uitweg meer vindt. En dan plotseling stijgt daar hoog boven uit, die roep van de kerken van Nederland, die kreet om naastenliefde, Christelijke naastenliefde, opdat ook de zwakkeren en dan in het bijzonder natuurlijk de kin deren aan bod zullen komen aan de schrale dis. Het was niet de eerste maal, dat de roep van de kerken van Nederland gehoord werd in de duisternis van de bezetting. Als het geweten van een volk, welks eenheid zij symboliseerden, stonden de kerkm pal achter de mannen en vrouwen van het daadwerkelijk verzet. Eenheid in verscheidenheidhoe heeft het ons in de bittere oorlogsjaren een ideaal geleken, dat voor verwerkelijking vatbaar was. En wat er is in die tien jaar, na de loutering van die rampzalige winter van '44-'45 vooral, van gemaakt? Het is natuurlijk een onbegonnen taak te pogen daar nu rekenschap van te geven, de feiten liggen nog te vers en ongeordend om er een vaste lijn in te vinden. Toch moeten wij desondanks bij een voorlopige analyse vast stellen, dat er van dat ideaal tot dusver niet al te veel is verwezenlijkt, erger nog, dat verscheidenen onder ons het geloof hier in, dat een van de bezielende ge dachten van het verzet was, hebben ver loren. En dat laatste is erger dan alle mislukte pogingen om tot het ideaal te geraken Toch zijn er bij dit tiende Kerstfeest na de Bevrijding ook punten aan te wijzen, waar de ellende van oorlog en bezetting tot positieve winst heeft gevoerd. Metter daad is getoond, dat het mogelijk is geza menlijk voor het geheel werkzaam te zijn zonder dat men z'n principes geweld be hoeft aan te doen. Zó werkte in de na-oorlogse periode de interkerkelijke actie op sociaal gebied, zó werkte ook Nederlands Volksherstel, dat echter de ondermijnende invloed van het sectarisme niet de baas bleef en ver dween. Wat echter niet te vernietigen viel, dat was de goede wil van zovelen uit allerlei kampen, die het geloof in die „eenheid in verscheidenheid" niet verloren, maar er een onvermoeide strijd voor bleven strijden. Zó is de gemeenschapsgedachte blijven leven en heeft zich vastgezet op talrijke plaatsen en in de meest verscheidene vor men. Eén daarvan is de plaatselijke Ge meenschap, opgericht door locale krachten en gesteund door een nationaal verlangen naar verzamelpunten voor heel het volk, waar tenminste tot een gezamenlijk gesprek kon worden gekomen en zo mogelijk ook nog constructief werk kon worden verricht. Dat gesprek en die constructieve samen werking zijn er gekomen, in de ene plaats meer dan in de andere, maar overal gedra gen door idealisme en enthousiasme. Het is verblijdend nu, tien jaar na die beruchte Kerstmis van 1944, te kunnen vaststellen dat Schiedam over een gesprekcentrum be schikt, dat de dagelijkse toetsing aan de practijk van onze samenleving met ere heeft doorstaan, zonder hetwelk Schiedam eigenlijk niet meer denkbaar is. Natuurlijk waren en zijn er moeilijkheden genoeg te overwinnen, maar niets is in staat het werk van de Gemeenschap in zijn wezen de onderlinge bereidheid tot overleg en samenwerking van de verschil lende bevolkingsgroepen aan te tasten. Tussen Kerstmis 1944 en Kerstmis 1954 liggen tien jaren. Het zijn jaren van veel hoop en teleurstelling, van een zoeken en tasten naar nieuwe vormen. „Wij richten op, van doode leem noch steenen, maar van menschlijke wil en weten, zwaar bei te hanteren, eenen Bouw, die klaar volbouwd zal staan, wanneer niet een dergenen die thans werkt, leeft. En hoeveel jonge' en grijzen zonken al neer, sleepend door heete mulle zand vlakte aan zulk een vracht, te zwaar voor hen. Zij stierven stil en stemloos, and're vullen hun plaats in en de hooge muren rijzen; Gedenken wij zacht de gevallenen". Onze grote dichteres Henriëtte Roland Holst zette deze regels op het papier als een vermaan aan de sterfelijke mens, die staat in de eeuwigheid, maar een taak voor de gemeenschap heeft te volbrengen. Het is goed om dit in deze dagen, rond Kerstmis 1954, nog eens te overdenken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 12