ZIJ REBGEI ZO'W TWEEHONDERD WOJTIIOEN Nu dezer dagen voor twee toren flats aan de Burgemeester van Haarenlaan de eerste paal is ge slagen, voldoe ik gaarne aan het verzoek van de „Schiedamse Ge meenschap", hierop in dit hlad wat nader in te gaan. Het is U uit de publicaties in de dagbladen bekend, dat het de ge meente Schiedam door inspanning van alle krachten en met medewer king van de overheidsinstanties is gelukt, om nog dit jaar een begin te maken met het oprichten van deze hoge woongebouwen. Deze woonvorm was tot nu toe voor een aoceptabele huur practisch niet te verwezenlijken. Door het Rijk zijn dan ook in de vorm van een extra premie dit jaar faciliteiten verleend, waardoor de mogelijkheden worden vergroot. In vrijwel alle uitbreidingsplannen van de grote en middelgrote gemeen ten in Nederland zijn op markante punten, aan grote verkeersaders, grenzend aan parken of andere be langrijke ruimtelijke elementen, hoge woongebouwen geprojecteerd. Deze gebouwen moeten twee func ties vervullen. Enerzijds bestaat in onze uitbrei dingsplannen een grote behoefte aan duidelijke ruimtebepalende elemen ten. In een woonwijk, uitsluitend be staande uit eengezinshuizen, kunnen 3- en 4-étageflats deze functie ver vullen. In een wijk met veel étagewoningen moet men het in een veel grotere hoogte zoeken. Anderzijds is er onder de bevolking een bepaalde categorie gezinnen, die zich tot een woning op grotere hoogte sterk aangetrokken voelen. Niet alleen is men verplicht de hoog opgestapelde woningen van een groter comfort te voorzien (centrale verwarming, behoorlijke bad- en wasgelegenheid, dubbel glas, vuil- stortkokers, enz.) maar ook zal men zeer zeker op de bovenste vijf étages veel minder last hebben van het steeds toenemend straatrumoer. Voor iemand, die werkelijk op vrijheid en ruim uitzicht gesteld is, hiedt de hoogbouw, en dus de woning zonder overburen, grote voordelen. Bij dit alles moeten wij niet uit het oog verliezen, dat deze sterke con centratie van gezinnen niet verdraagt, dat zich daaronder veel gezinnen met kleine kinderen bevinden. Slechts het kleine gezin, hoogstens met 1 of 2 studerende kinderen, echtparen zonder kinderen, of, zoals er ook zoveel zijnf z.g. „onvolledige" gezinnen, zijn hier op z'n plaats. Vandaar dat het gros der geprojec teerde woningen maar 2 slaapkamers heeft, slechts 10% 3 slaapkamers en dan nog 20% met één slaapkamer. Bij het stichten van deze gebouwen rijst de vraag: „Bouwen we niet te veel kleine woningen?!' Het antwoord daarop moet ont kennend luiden, want het gemeente bestuur beschikt over uitvoerige we tenschappelijke gegevens, op basis waarvan het huisvestingsbeleid wordt bepaald. Uit een van deze sociografische rap porten blijkt, dat bijna 25% van het totaal aantal Schiedamse ge zinnen slechts bestaat uit 2 personen en onge veer 25% uit 3 per sonen. Wat dus gebeuren moet is dit: Er moeten voldoende goed geoutil leerde woningen worden gebouwd voor het kleine gezin, en deze moeten op hun beurt de woningen voor de grotere en zeer grote gezinnen, en deze dan liefst in direct contact met de grond, mogelijk maken. Elke woonvorm zal zo haar eigen bekoring kunnen hebben. De ene meneer Jansen zal het liefst wonen in Kethel, op de grond. In het tuintje staat de box met de kleine; de kippen kakelen in het hok en meneer Jansen houdt over de heg een kletspraatje met z'n buurman. Die andere meneer Jansen zal de voorkeur geven aan de tiende ver dieping, waar hij met vrouw en kin deren kan leven, zonder dat heel de Nieuwlandpolder hem in het oog houdt, en van waar hij de expresse- trein naar Bazel kan zien voorbijrazen of de „Nieuw Amsterdam" naar New York zal zien vertrekken, zonder dat de anderen in de Nieuwlandpolder het hebben bemerkt. Als de keus er maar is GROOSMAN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 14