i'fiii de sell i hier Baleels De hierbij gerepro duceerde doeken stel len Schiedams verleden voor, en wel datgene wat de stad indertijd het meest typeerde en thans nog slechts in resten aanwezig is. Deze doeken zijn niet alleen de kunstzinnige weer gave van een eigen stadsaspect, zij zijn ook in de loop der jaren en bepaaldelijk voor onze tijd geworden tot een aanklacht, omdat eerst na de tweede wereldoorlog alom in ons land de strijd tegen de krotten met volle kracht zij het nog altijd met beperkte mogelijk heden - wordt gevoerd. Als wij ons echter weer losmaken van de sociale factor (want de schilder is niet daarom door zijn onderwerp aangegrepen geworden), dan herkent de Schiedammer er onmiddellijk, en ondanks mogelijk een enkel klein vrij détail, zijn eigen stad in. Het stuk met de molen is de Sint Anna Zusterstraat, het andere de Zijlstraat. De schilder is R. S. Bakels. Het feit, dat hij bij mijn weten en dan helaas tot de zeer weinige schilders van betekenis behoort die iets van ons unieke oud-Schiedain op het doek hebben gebracht, rechtvaardigt een kort woord over zijn levensloop die bovendien merk waardig moet heten. De thans ruim tachtig jarige, overigens nog zeer vitale Bakels is meervoudig jurist: meester in de rechten, doctor in de staats wetenschappen. In de rechten promoveerde hij indertijd cum laude en kel op stellingen, een kunststuk, mag ik wel zeggen, waarin mij slechts één voorganger van hem bekend is, wijlen Oppenheim, op volger van Buys als hoogleraar in het staats recht te Leiden. Na een korte diensttijd in de administratie wijdde Bakels zich uitsluitend aan de schilderkunst die nog steeds zijn vak is. Zijn toets is breed, zijn kleur meer donker dan licht, en de indruk die de beschouwer ontvangt is er doorgaans een van melancholie of somberheid, die echter hun tegenwicht vinden in een grootse visie. Deze samen klank is ook aanwezig in de twee gerepro duceerde schilderijen. De titan van de Noordmolen op de achtergrond nog niet ontwiekt, tegen een lucht zwaar van sneeuw, is mogelijk het meest groots gezien. Maar nog meer echt Schiedams komt mij het krotten-conglomeraat voor langs het lugu bere watertje, over welks kade de brande- rijdamp slaat, een menselijk paar groten deels versluierend. Lang geleden werden deze doeken ge maakt, en toch vellen reeds beide als het ware een vonnis, van de sloop, van de dood. Die bouwsels, en niet minder die de stad zo kenmerkende brosse brugjes, schijnen gelaten hun doem af te wachten. Alleen de molen is bij alle schimmigheid een krachtige figuur die zich tegen afbraak verzet. En gelukkig, hij leeft nog altijd. Hoewel onttakeld is hij in zijn essentie ongeschonden gebleven, en wij mogen ver wachten dat hij eenmaal zijn volle luister zal herkrijgen van gedenknaald ener oude stadsglorie, tevens instrument in nieuw stadsbedrijf. Het leek gepast hem hier weer te geven als nalezing van het uitmuntende molen nummer van dit blad, en daaraan toe te voegen de niet minder dichterlijke weer gave van wat verdween omdat het ver dwijnen moest. Mr. F. Bordewijk

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 29