Achter Kethel ligt Papsou met een herinnering aan Poot Fokhestaart 194 Een oud spreekwoord zegt: „Wie de dichter wil verstaan in des dichters land moet gaan". Wat Hubert Komelisz. Poot in dit geval betreft, wij dienen er het uitgestrekte poldergebied achter Kethel voor op te zoeken. De dichter zelf wist ervan te zeggen: „Bezie 't, en koom mijn zorg in Abtswout eens verdun nen, 'k Zal wijzen waer het legt. Ten oosten dezer buurt be- spoell de Schie haer boorden, Ten zuiden blaeut de vest Van 't smookende Schiedam, Delf heft zich op in 't noorden En Schiplui deist in 't west." Dit Abtswout, of Papsou (Poptes-wolde) zoals men vroeger, en in de volksmond nu nog, zegt, was een zelfstandige heerlijkheid van zo'n twintig huizen, tot de Reformatie eigendom van de abten van Egmond, zoals ook Kethel tot plm. 985 was geweest. Kerkelijk was Abtswout bij Kethel aangesloten, zodat een sterke binding bleef bestaan en Poot in bovenstaande regels dan ook ongemerkt de twee dorpen als één beschrijft. Maar ergens onderweg is dan toch de onverbiddelijke schei ding, belichaamd in de hardstenen paal, in de zomer verborgen tussen weelderig gras en bont pijpkruid: 't Is de „bonte paal". Een brugje met witte leuningen deelt de toenaam „Poten" met de sloot, waarover het is gelegd. Vóór ons, half zichtbaar tussen het stronkerige hakhout, ligt de boerderij „Fokkestaarl", naar beste weten het geboortehuis van Poot en de plaats, waar hij het voornaamste deel van zijn leven doorbracht, waar hij boer was èn dichter. Aan de rand van de moestuin, langs de sloot, staat een eeuwenoude essenstronk, kaal gekapt en als Zadkine's beeld verwrongen tot een bijtende aanklacht tegen alles wat hier de vertrouwde vorm der dingen aantast. Kijk er zo'n boerderij eens op aan: hij is er nog, maar hoe ontluisterd! Eertijds beluikte vensters zoeken we tevergeefs, het rieten dak is verdwenen en waar is de zware linde, trouwe beschutter tegen regen en teveel zonnewarmte, gebleven.Aan de Schie geen windas meer, waar Poot bij onbegaanbare weg zijn schuit met boter en kaas naar Delft overhevelde. 't Is allemaal lang geleden, dat werken bij de overtoom aan de Mandjeskade, die in spreekwoordelijke ouderdom volgens overlevering niet onderdoet voor de weg van Kralingen. De Romeinen zouden er al langs zijn gegaan, op weg naar en ko-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1954 | | pagina 30