„Karakter" dan aan Mr. Stroomkoning met zijn ogen van beryl. Prachtige namen tussen twee haakjes. Karakteristiek op de eerste klank al. De schrijver Bordewijk bezit een geheimzinnig orgaan voor het verzinnen van zulke namen. De meest wonderlijke, die van de onverwoestbaar ijverige jongen in „Karakter," wie het gelukt door zelftucht binnen te dringen in de rangen van de aanzienlijken, Katadreuffe, is zelfs al in het Nederlandse spraak gebruik opgenomen, althans bij de intelligentia. „Karakter" is intussen wel Bordewijks meest gelezen en be wonderde roman geworden. „Bint," „Blokken," „Knorrende Beesten" en „Bood Paleis," die eraan vooraf gingen, imponeer den de litteraire critici misschien méér, door de diamantharde taal, maar „Karakter" was het boek van de doorbraak naar het bredere publiek. Met betrekking tot een aantal zeer gespannen scènes in de roman „Karakter" had ik al jaren gedacht, dat er een drama aan verloren was gegaan, een drama dat klassiek had kunnen worden. Misschien zou Bordewijk zijn inspiratie voor „Karakter" inderdaad in een toneelspel hebben verwerkt, als de conjunctuur voor de Nederlandse dramaturgie beter was geweest. Dat de dramaturgie hem interesseerde was een feit, want als bijzonder geslaagde proeve daarvan getuigde „Sumbo N.V.," spel van olie en geld. En om dat spel ging het mij. Ik wilde het met het Avant- garde Toneel te Rotterdam vertonen onder het zeer idealistische motief, er in de eerste plaats de ogen van het „grote" toneel voor te openen en in de tweede plaats, Bordewijk als dramaturg er een duwtje in de goede richting mee te geven. Maar dan moest „Sumbo N.V." eerst „uitgedund" worden, want het is op papier, zoals het uitgegeven is, een leesdrama. En voor die uitdunning moest ik in het bijzonder toestemming hebben. Hij gaf mij die. En nu ben ik al aan de rand van de hoed. Maanden later kwam hij naar de première. Vóór hij echter in de zaal plaats nam, kwam hij even „achter" om de spelers te begroeten. Jas en hoed hing hij op in een kleedkamer. Nu is een toneelstuk vertonen iets heel wonderlijks. Men wil een mooi, gaaf, volledig sluitend geheel voor ogen toveren, waar aan niets afleidt dat ook maar even aan de moeiten en zorgen, die eraan vooraf gingen, doet denken. Het spel moet zo zijn, dat het de illusie schenkt van volstrekte spontaneïteit. Om dat te bereiken moet men langdurig metselen. Konden de metsel- stellingcn van een spel „in voorbereiding" zichtbaar worden ge maakt, dan zou men niet geloven, dat uit dat chaotische krat van spanten en verbindingslatten nog iets bruikbaars voor den dag zou kunnen komen. Pas bij de première valt de krat weg. Maar dan heerst daar omheen gelukkig onzichtbaar voor het publiek nog een ijzingwekkende wanorde. In die wanorde dan, moest ik als regisseur van „Sumbo N.V." mij als notaris vermommen om een rolletje op te nemen van iemand, die plot seling ziek was geworden, eerst in jacquet voor een begrafenis, daarna in colbert voor een bezoek aan een landgoed in Wasse naar. M'n huissleutel aan een kettinkje kon als contactsleuteltje van een illusoire auto dienen. Onder het praten in de tuin over een ophanden zijnd nieuw sterfgeval kon ik dat kettinkje „sym bolisch" om m'n wijsvinger winden, een paar keer achtereen, intrigerendMaar ik moest een hoed hebben en mijn eigen hoed had totaal niets van een notarishoed. Ik zag in de stilte van de klcedkamerchaos vele hoeden hangen en begon, terwijl men zich op het toneel inspande, voor een spiegel rustig te passen. Ik vond een hoed die goed zat en die mij bovendien de waardig heid van een notaris schonk, een bruine hoed die ook bij mijn costuum kleurde en bij mijn das, en „ging op" toen het mijn tijd was. Na afloop van de voorstelling de speelbaarheid van „Sumbo N.V." bewezen we tussen twee haakjes ten volle, ook later, voor ander publiek dan geïnteresseerde supporters kwam Bordewijk opnieuw achter, maar met een verontrust gezicht. Ik vreesde vernietigende critiek over de voorstelling, doch vóór Bordewijk iets over het spel zei, merkte hij bedroefd op: „U had mijn hoed!" Hij zei dat zo, dat ik het gevoel kreeg, iets zeer onbetamelijks te hebben gedaan. Geestelijk nog geheel bestoven door het stof van de première, stamelde ik met een glimlachje een half gemeend excuus, maar later, toen ik dieper inzicht in het werk van de auteur kreeg, begon ik te beseffen, hoe irritant het voor een natuur als de zijne geweest moet zijn, dat ik zo iets vertrouwds als zijn hoed in een begoocheling had betrokken. Ik kan mij nu voorstellen, hoe zijn lucide brein in de zaal gerea geerd heeft toen hij zijn hoed verzeild zag in een spel, dat welis waar aan zijn eigen fantasie was ontsnapt, maar een zelfstandig leven was gaan leiden. Het moet hem, met het tweede gezicht op zoveel andere zaken, als iets spookachtigs zijn voorgekomen, als iets ontuchtigs ook. Misschien vergat hij het voorval al lang, uit vriendelijkheid jegens mij. Maar hij zou, als hij wilde, er een obsederende novelle aan kunnen wijden. Aan zo'n geringe onregelmatigheid? vraagt u bevreemd. O, hij kan zelfs het beeld van de Tram, die tussen twee ver trouwde haltes plotseling stilstaat, zo beklemmend maken, dat u er 's nachts met een transpirerend voorhoofd van wakker schrikt. Dat is litterair meesterschap. En daar neem ik mijn hoed voor af. Mijn eigen dan. En nu heb ik, geloof ik, genoeg ruimte gebruikt. W. A. Wagener En in een ander bochtig grachtje waar een heel zn ak stroompje stinkend afvalwater ging, keken de kinderen naar het langzaam drijven van stronken kool, van groenteslierten. (Uit F. BordewijkVerbrande Erven")

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1955 | | pagina 11