III fï ia^/i iaj II HET VERVAL VAN In de Beurs klopte Schiedams hart één uur per dag 12 DIT IS HET DERDE ARTI KEL IN DE SERIE „HET VERVAL VAN ZWART SCHIEDAM". De eerste twee verschenen in de nummers van Decem ber 1954 en Februari 1955. De Beurs daar klopte het hart, zo niet van de stad, dan toch van de industrie, die haar economisch beheerste en waarvan haar wel en wee voor een goed deel afhing. Maar het klopte slechts één uur per etmaal op de door-de-weekse dagen, de Zaterdag inbegre pen. Want vrije Zaterdagen of beursvacanties kenden de Schiedammers toen nog niet. Als om even vóór enen de beursklok, die dat kloppen op gang moest helpen, begon te kleppen, werd het levendig op het pleintje voor het gebouiv met zijn ietwat pompeuze, onhollandse gevel. Dan kwamen van alle kanten de beursbezoekers op hun dooie gemak aangewandeld: de Schiedammers, die op de een of andere manier met het branders- bedrijf iets te maken hadden, en de Rotter damse vertegenwoordigers der grote graan handelaren, meestal met gezwinde pas, om dat de stoomtram, die hen naar de jenever- stad had gebracht, met de gebruikelijke ver traging was aangekomen. Met hun wit katoenen, dik gevulde monsterzakjes bengelend aan hun hand stapten ze in collegiale groepjes langs de Lange Haven op hun doel af. Maar dan kwamen ook de duiven op het beurspleintje neerstrijken, die er geenszins ijdellijk op speculeerden, een graantje uit die zakjes te mogen meepikken. Af-en-toe verscheen er ook wel een markt koopman op het toneel, die achter zijn geïmproviseerde toonbank een paar planken op twee schragen zijn waar aanprees kitlijm, vlekkenwater, zak messen e.d., alles van niet te overtreffen kwaliteit en door zijn humoristische

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1955 | | pagina 12