79 Drie honderd en vijftig jaren geleden werd in Schiedam Het Weeshuis der Hervormden gesticht en het is dus alleszins toepasselijk, dat juist dezer dagen in onze serie „Schiedamse Miniaturen''' het derde deeltje verscheen, dat aan deze merk waardige instelling is gewijd. Het werd geschreven door onze vorige stads-archivaris Drs A. v. d. Poest Clement en binnenregent J. Ritsema van Eek, die er in geslaagd zijn de historie en groei van het Weeshuis op bijzonder boeiende wijze aan de vergetelheid te ontrukken. Zij hebben zich perfecte gidsen getoond op „de lange weg die de mens heeft moeten gaan om van armenzorg te komen tot onze sociale voorzieningen"met welke zin ook het boekje begint. Het in dit beknopte bestek releveren van de inhoud kan eigenlijk alleen maar een verkeerde indruk geven van het relaas, dat door z'n rijke documentatie zo'n interessant karakter heeft gekregen. Niettemin willen wij trachten ontstaan en ontwikkeling van het Weeshuis in vogelvlucht weer te geven. En zo lezen wij dan, dat de Heilige Geestmeesteren van Schiedam al in 1598 de Vroedschap verzochten een wees huis te mogen bouwen op het voormalige St. Ursulaconvent, gelegen bij Breedstraat en Kethelstraat. Veel animo was er kennelijk niet voor dit plan, maar op 1 September 1603 werden toch enkele personen gemachtigd „omme het wees- huys te ordonneren ende doen stellen daer zyluyden tseive oorbaerlickste ende bequaamste vinden sullen". Daar waren heel wat zware vergaderingen aan vooraf gegaan! Op 6 Juni 1605 werd de eerste steen gelegd en er werd blijkbaar snel gebouwd, want een half jaar later was het weeshuis klaar. Maar de eerste jaren waren de menings verschillen niet van de lucht, zij worden in het boekje op geestige wijze beschreven en wij leren bijv., dat er „seeckere questiën ontstaan waren nopende de regieringhe der goede ren van den Weeshuyse" tussen de weesvaders (nu: regenten) en hun confraters. Die ruzie liep zó hoog, dat schepenen de vergaderingen bijwoonden om een oogje in het zeil te houden. Maar na 1610 ging alles zonder moeilijk heden verder. WIJN VOOR DE WEZEN Er kwamen verbouwingen, in 1779 en de laagste inschrij ver kreeg het werk voor f 16.842,een enorm kapitaal in die dagen. Kostelijk is het relaas over de aannemer, die niet tijdig klaar kwam en tot straf „sestig ducaten" van z'n prijs moest laten vallen. Kostelijk is óók de beschrijving van „het plegtig en statelijk werk" van de inwijding, die op 24 September 1782 zou geschieden. De weeskinderen voeren er wel bij, die kregen „een be tamelijk glaesje wijn". Verder lezend passeren wij de woelige dagen der Franse overheersing en belanden in de jaren omstreeks 1820, toen het Weeshuys er financieel niet zo best meer voorstond. Een omgewaaide tuinmuur mocht tenminste niet meer op gebouwd worden En dan springen wij noodgedwongen sneller dan het boekje door de jaren heen, om even bij 1855 stil te staan. Op 13 Maart van dat jaar werd namelijk de naam ver anderd en aanvaardde men de nieuwe statuten van „het Weeshuis der Hervormden", zoals het voortaan zou blijven heten. Hoe dat allemaal in z'n werk ging, heeft Drs v. d. Poest Clement bijzonder helder uit de doeken gedaan. Hetgeen trouwens moge blijken uit het feit, dat zijn ver slag over de gebeurtenissen in en om het Weeshuis van 1605 tot 1941 niet minder dan 31 dicht-bedrukte pagina's omvat, die met elkaar in boeiendheid wedijveren! DE JONGSTE JAREN Binnenregent J. Ritsema van Eek, die ook een grote rol speelt in het Schiedamse werk van Pro Juventute, heeft de geschiedschrijving van de jongste 14 jaren voor zijn reke ning genomen. Door hem leven wij mee met de wezen in de bezettingstijd, tijdens de bevrijdingsdagen en zien wij het Weeshuis, zoals het heden ten dage reilt en zeilt. Merkwaardig is daarbij vooral, dat op 5 Januari van dit jaar de laatste Wees is vertrokken, zodat de thans ver zorgde jeugd geheel wordt gevormd door 120 zogenaamde „andere kinderen"; dit zijn misdeelde jongens en meisjes die om de een of andere reden niet in hun normale gezins verband kunnen worden geplaatst. De binnenregent verklaart uitvoerig welke redenen hier voor zijn en maakt duidelijk, dat het Weeshuis thans is ge worden tot een instelling van Kinderbescherming, waarbij aan „her-opvoeding" de grootst mogelijke aandacht wordt besteed. Uit alles blijkt, dat het Weeshuis na 350 jaren nog niets aan waarde heeft ingeboet, dat het nog steeds een zeer belang rijke en nobele sociale functie heeft en een werkterrein voor zich heeft, dat nog geheel ontgonnen moet worden. En wie belang stelt in dit alles, die doet niet beter dan de Schiedamse Miniatuur te lezen, waaruit wij de stoj voor deze beschouwing hebben geput. Om het met een onzer plaatselijke dagbladen te zeggen„Het boekje verdient een ereplaatsje op de boekenplank van elk Schiedams huis!" W. O. DUYS. Z6 zag de schilder Jan Patijn in xyoo het toenmalige College van Regenten. Het zijn Simon Hulshout, Pieter Brest, Anthony van Vollenhove de Jonge en Willem 't Hart. - Op de achtergrond staat de binnenvader Jan Stoffelse Bomal.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1955 | | pagina 9