Tentoonstelling „Bali", 13 Aug. - 3 Oct., Stedelijk Museum, Hoogstraat, Schiedam.
Alle voorwerpen voor deze expositie zijn welwillend afgestaan door het
Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam.
Foto's en cliché's: Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam.
Gegevens uit: „Bali" door Gregor Krause,
„Kerk en Tempel op Bali" door L. J. Swellengrebel.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Gedenkfiguur te paard, hout.
versieringen, ornamenten en muziek, vol fantasie en
natuurlijk kunstenaarschap, hoewel het woord kunst en
kunstenaar voor kort nog onbekend waren op Bali.
Kunst is het werk van de vorst, maar eveneens van de
landman die na zijn dagtaak een stenen figuur hakt voor
zijn tempel en een tempelhanger vlecht. Kunst is vol
komen met het leven verweven en het rhythme van de
gamelan is hetzelfde als dat van de lijn op de boombast
schildering en de vorm van het beeldhouwwerk. Kunst
is geen beroep maar een noodzakelijke uiting van de mens.
Wij hier in Europa kennen het bestaan van gemeens-
schapskunst niet meer, wij zijn veel armer geworden, al
wordt er dan ook vaak over cultuur en beschaving ge
sproken, de machine, de atoombom, het geld en de Tour
de France beheersen ons.
Neem van uw gehaast leven enige ogenblikken af en
besteed ze aan Bali.
Daarna volgen nieuwe offers. Totdat de duistere figuur
van de godheid zich niet meer beweegt en de gamelan
nog slechts zacht en vermoeid klinkt.
De dans is onscheidbaar van het le\en der Baliërs.
Zij is het uitdrukkingsmiddel bij alle religieuze hande
lingen.
Majestueus is de dans van de vorstenzoon, vol ver
fijnde gratie en van een zeldzaam rhythme de dans van
de kleine tempeldanseresjes. Als in een droomtoestand
bewegen hun hoofden, de ogen zijn gesloten en lang
zaam neemt het bovenlichaam de bewegingen over welke
in de prachtige handjes hun volle expressie krijgen.
Een andere ceremonie op Bali kent men in de vorm van
de lijkverbranding. Drie dagen voor de verbranding
komen familieleden, bekenden en dorpsgenoten feestelijk
gekleed naar het sterfhuis en brengen katoen, spijs en
drank. Opdat de dode bij de wedergeboorte in schone
vorm zal herleven, legt de priester hem een gouden ring
op de tong, een stukje ijzer tussen de snijtanden, bloemen
tussen de hoektanden, in de neusgaten en op de wenk
brauwen, stukjes spiegel op de ogen.
De dode wordt met water uit een zuivere bron gewassen
en na vele „afleidingsmanoeuvres", opdat de dode zijn
woning niet meer terug zal kunnen vinden, na een omweg
uit het sterfhuis gedragen. Op weg naar de soms 10 meter
hoge verbrandingstoren, tracht men soms elkaar het
lichaam van een geliefde dode afhandig te maken.
Zingend nemen honderden dragers de toren op om deze
in draf naar der verbrandingsplaats te brengen.
Daar worden offergaven bij de toren geplaatst, de
dode van de toren genomen en in een verbrandings-sarg
gelegd, welke de vorm heeft van een dier, meest een stier.
Tegelijk met de sarg wordt de kunstig versierde ver
brandingstoren het werk van vele maanden in brand
gestoken. De ziel is bevrijd van het lichaam. De volgende
dag zal de as in zee worden uitgestrooid.
Een volk dat van het leven een zo nobel feest weet te
maken uit zich ook in zijn tempels, beeldhouwwerken,