WQaaióm Schiedam géén èïandeti{-vakschcöl keeeg.
159
Ruim honderd jaar geleden, omstreeks 1850, stond de
Schiedamse branderij-industrie aan het begin van een bloei
periode, die bijna dertig jaren zou duren. Er werden enorme
winsten geboekt en niemand bekommerde zich er om, dat de
bedrijven zelf primitief waren en zeer oneconomisch draaiden.
Toepassing van nieuwe technische en chemische uit
vindingen?
De rijke branders piekerden er niet over de zaken liepen
immers gesmeerd!
Maar er ivaren ook mensen, die wèl oog hadden voor de
toekomst. Dat waren tivaalf vooruitziende leden van het in
1825 opgerichte gezelschap „Physica"die elke week bijeen
kwamen om te spreken over de ontwikkeling van de natuur
wetenschappen.
Niet in een „ivoren toren"nee, zij zochten naar tvegen
en middelen om nieuwe vindingen in praktijk te brengen
ten gunste van handel en nijverheid.
En als eerste middel daartoe propageerden zij de oprichting
van een Branderij- Vakschool. Het zou niet vreemd zijn als
die school nu in Schiedam stond. Maar hij is er nooit ge
komen.
Hier zit een lang verhaal aan vast, dat echter tevens een
goed beeld geeft van de destijds heersende mentaliteit
onzer dominerende burgerij. En het verhaal begint op
13 Februari 1850, toen de twaalf vooruitstrevende heren
een commissie benoemden, die reeds op 10 April d.a.v.
met een uitgewerkt plan ter tafel kwam.
Er zou een brochure geschreven worden „Over de be
hoefte aan de oprichting ener Technische School in ons
midden" en men zou zich tot de „gegoede ingezetenen"
richten om aan kapitaal te komen.
De raming bedroeg f 15.000 en dit bedrag zou gevormd
worden uit renteloze voorschotten. Er zouden aandelen
van f 200,worden uitgegeven en als alles goed verliep,
hoopte men uitgelote nummers met 20 procent premie
af te lossen.
De brochure was goed gesteld, daarvan getuigt o.a.
dit citaattenvijl ivij ons verblijden in een zekere
mate van bloei, die tijdelijk aan onze stad ten deel valt
en in het vooruitzicht op nieuwe bronnen van welvaart,
die zich voor haar ontsluiten, mogen wij daarop niet te
veel vertrouwen. Bedenken wij wel, dat de kans spoedig
keren en de gelegenheid weldra ontsnappen kan, als wij
ons zeiven geen kracht verschaffen om ons te verheffen
boven de ivisselingen van het lot. En deze kracht geeft
kennis het meest".
Aan dovemans-oren
Er zijn enkele gunstige reacties op het Vakschool-plan,
maar overigens blijkt alles aan dovemans-oren gezegd.
Men denkt niet aan conjunctuur-wisselingen, men waant
de voorspoed eeuwig. En het plan van „Physica" gaat in
de ijskast.
Er gaan 36 jaren voorbij. En de bedrijven die in 1850
bloeiden als nooit tevoren, takelen in 1886 in versneld
tempo af. De oorzaken zijn vele, maar wat wordt er ge
daan om het getij weer ten gunste te keren?
Er wordt een plan ter tafel gebracht door M. C. M. de
Groot in een vergadering van de Ned. Mij. tot Bevordering
van Nijverheid, op 22 September 1886. Een nieuw plan?
Welnee, het „Physica"-project uit de ijskast!
„Sommigen, gegrepen door de ernst van de dreigende
ondergang, zien de toestand als hopeloos", zo luidt de
kern van zijn betoog.
„Maar", zo vervolgt hij, „een zeker aantal branderijen zal
steeds reden van bestaan hebben. Dat zullen zij zijn, die
lichamelijk en geestelijk de sterksten zijn. Zorgen wij dus dat
we kennis hebben van ons vak. Wetenschap is de krachtigste
bondgenoot in de strijd".
En dan wijst de heer De Groot op wat door de buiten
landse concurrentie wordt gedaan. Hij pleit voor aanstel
ling van een chemicus en een technoloog, voor een labora
torium, een proefbranderij en een proefmouterij.
Maar vooralvoor een school, waar branders en meester
knechts practisch en theoretisch opgeleid kunnen worden.
„Het gaat bij dit alles", zo besluit hij, „om het algemeen
belang". De vergadering is met die woorden bijzonder
ingenomen. Met 15 tegen 1 en 2 blanco stemmen besluit
men een commissie ter verdere voorbereiding te benoemen.
Plan in de raad
En wéér gaat er een circulaire de deur uit en wéér wordt
verzocht om financiële medewerking, ditmaal aan alle
belangstellenden en belanghebbenden. Ook wordt ge
sproken over de oprichting van een vakblad.
Na enkele weken wordt bekend gemaakt, dat vele in
vloedrijke personen reeds medewerking hebben toegezegd.
En de Schiedamsche Courant publiceert een artikel over
„Een proefstation en school voor het branders- en brouwers-
bedrijf te Berlijn".
Maar wie geen interesse tonen.... dat zijn de direct
belanghebbenden, de branders zélf. En zij zijn het ook,
die de hernieuwde actie volslagen nutteloos maken. Toch
blijft het plan de gemoederen bezighouden. In een raads
zitting van October 1888, tijdens de behandeling van de
begroting, stelt een raadslid de oprichting van een Gemeen
telijke Branderij-Vakschool voor.
„Een gemeente"zo zegt hij, „staat of valt met de bloei van
een bepaalde dominerende tak van industrie. Wat is de hoofd
oorzaak van het kivijnend bestaan der branderijen? Achterlijk
heid van fabricage-techniek, gebrek aan ivetenschappelijke
kennis. Vandaar dus de behoefte aan zo'n school". De raad
voelt voor deze gedachten en voteert f 500,om daarmee de
zaak voor de derde keer aan het rollen te brengen.
„Te duur
In de raadsvergadering van 8 April 1889 komt er een
lijvig rapport ter tafel, waarin geconcludeerd wordt dat
een Gemeentelijke Branderijschoöl inderdaad hoogst
wenselijk is.
Maar nu steken B. en W. een spaak in het wiel. Men
vindt het plan te kostbaar, men zou hoogstens steun willen
verlenen indien de belanghebbende industrie eerst zelf de
hand aan de ploeg sloeg. Er volgt een lang debat en men
besluit tenslotte de bouwkosten eens precies te calculeren.
Dat gebeurt het „nadere verslag" prijkt op de raads-
agenda voor 29 Juli 1889, maar de behandeling wordt
verdaagd tot 16 Augustus d.a.v.
En op die datum wordt met 11 tegen 3 stemmen besloten
geen vakschool op te richten uitsluitend voor gemeente
rekening, hoewel de ganse raad met het principe van zo'n
school accoord gaat.