Boze gezichtenverdiende loon: Waar kom je vandaan? Alweer te laat! Maar waarom was er dan zoveel schoon, zovéél te zien op straat? Hele vloten spoelingschouwen lagen te wachten in de nauwe sluiskolk, onder de platte brug. Wie passeert er die brug dan vlug? Over de ruw-berijmde dekken liepen de boeren blauw-te-bekken en met druk gezwiep van armen, klap-om-de-romp, hun knuisten te warmen. Maar hun honden kenden geen kou; ineengerold, neus in de vachten, lagen ze alles te verachten, elk op de boeg van zijn eigen schouw. En wie blijft er dan niet staan als juist die sluizen opengaan? Dat gespannen windas-draaien en dat trage openzwaaien van die glorieuze deuren! En dat bukken en dat beuren van de boothaak naar de ringen en dat duwen en dat dringen en dan, eindelijk er uit, 't manoeuvreren, schuit voor schuit, om een mooie bocht te maken, zonder de stenen kaak te raken van de Korte-Haven-mond, die ze dan een voor een verslond. Dan kon je weer even verder draven langs die lange Lange Haven, tot je daar weer wat anders zag, wat geen mens toch missen mag! De zwabber van de Zwammerdam lag daar aan dek, zo doods en tam als maar een zwabber liggen kan die niet in schippers handen is. Maar als die grote schipper kivam en de zwabber in zijn handen nam, dan was die zwabber niet langer lam, maar werd een wilde vreemde vis; 166

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1955 | | pagina 18