J wij hem zagen.... r~ MEEMWAARS VAN Tussen twee witte bakkebaarden schreed hij voort, gezien van onze laagte uit, zeer rijzig. Bij 't strakke zwart en wit van deze hoed, dit boord, dees jas, werd alles groezelig en grijzig. Stralend besteeg hij trappen, (ons verboden op straffe van het zwaarst politioneel geweld!) gevolgd door zijn half'hoog'gehoede bode, maar méér door onze grote ogen vergezeld. 't Verschil, wie ons bij 't zondig trap'betreden betrapte: Die agent joeg lijf en ziel vol schrik. Maar hij zei: Kom eens hier. Vertelde als nieuws de reden waarom 't niet mocht, groette en gaf je wang een tik. Een tijdlang scheen dit één, voor zeker jong geweten: Qods goedertierenheid en Honnerlage Qrete. 242 GIJS BERKELAAR. Uit het „Mus" vertaald door Sebastiaan „De Ara's kleven tegen het gaas als kleurige klodders verf. lees ik in het Rotterdams Nieuwsbladkanaries als fleurige bloemenzang zaadfruit, meelwormen en miereneierenNou moet je me effe niet kwalijk neme schrijf ik al meer dan zeven jaar mijn Meemwaars voor de Schie dammers hebbu mij ooit met Jan samen als kleurige klodders verf tegen het gaas zien kleven? Hebben ze voor mij ooit fruit, zangzaad of miereneieren gebracht? Nee, voor Wietje Kwet ter zijn oudbakken broodkorsies goed genoeg!! Vogelzang en lente in de koopmansbeursromantiseert de schrijver en ivij zitten met ver kleumde vlerken in een natte dakgoot. „Beheerst zitten de ivitte rijst- vogels in hun kooitje" lees ik verder„in hun kooitje gunst, wat zielig eigenlijk! Nee, hoordan maar liever vrij en blij onder de pannen! Toch wel een gevoelig stukje van dat Rotterdams Nieuwsblad.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1957 | | pagina 18