125 schen Morgenlandischen GeselIschaft) 9de jaargang 19201922-Berlin, en in „Levensbericht van J. J. M. de Groot" door M. W. de Visser (Leiden 1922), waaraan de gegevens voor dit artikel zijn ontleend, vinden wij de werken en de persoon van De Groot door vakgenoten uitvoerig en met de grootste waardering besproken. (De Visser waS een voor malige leerling en later een vriend van professor De Groot. Na aanvankelijk attaché van de regering in Tokio te zijn geweest, werd hij benoemd tot hoogleraar in de Japan alogie te Leiden). Gelukkig echter brengt de daarbij niet nagelaten kritiek, die niet altijd mals is, de eerst ten troon verheven sinoloog daarna weer terug in het vlak der menselijke beperktheid en onvolkomenheid. Ik geef daarvan hier enkele voorbeelden uit het Ostasiatische Zeitschrift: Professor De Groot beweert wei eens meer dan hij bewijst. Een enkele maal ook vervalt hij in fanatisme. De navor singen van zijn vakgenoten weet hij vaak niet te waarderen en behandelt hij met een zekere geringschatting. Of hij neemt er in 't geheel geen notitie van óf hij houdt ze voor zo slecht, dat hij zelf weer alles opnieuw doet. Als een eenzame zweeft hij boven de sinologie en blikt medelijdend lachend naar omlaag. Desondanks, op zijn speciaal gebied levert hij voortreffelijk werk. Hij is een groot geleerde en een markante persoonlijkheid". In hetzelfde tijdschrift schrijft, na de dood van De Groot, een van zijn voormalige studenten over hem als mens en hoogleraar: „The religious system of China", De Groot's grootste studie. „Scherp getekend gelaat met hoog voorhoofd. Ongehuwd, leefde hij eenzaam en teruggetrokken. Hij was een groot kindervriend en een man met een ongedwongen hartelijk heid. Hoezeer interesseerde hij zich voor onze zorgen en lichamelijk lijden. (Wij waren voor een deel oorlogsgewon den.) Zijn colleges waren zeer aantrekkelijk, met levendige discussies. Steeds trachtte hij zijn toehoorders tot praktische mede-arbeid te bewegen. Zelfs de keus van het onderwerp liet hij, binnen het kader van zijn college, aan ons over. Hij stimuleerde de discussie; en wanneer dan de strijd ontbrand was, wreef hij zich in de handen, keek lachend in het rond, zeggende: uit de botsing der meningen ontspruit de waar heid. Zijn stelregel luidde: wetenschap is verdieping en niet verbreiding van kennis!" En in „Levensbericht.schrijft M. W. de Visser over de gastvrije en vriendelijke woning van De Groot te Gross Lichterfelde, die steeds open stond voor een brede kring van vrienden, collega's en leerlingen. En over de grote belang stelling in het persoonlijke leven van zijn studenten. Menig een hunner, door de moeilijke tijdsomstandigheden in zijn studie belemmerd, werd door De Groot met boeken en andere middelen geholpen op zeer kiese wijze. Verblind. In het Ostasiatische Zeitschrift tenslotte tracht de eerder genoemde vroegere student ons in kort bestek een blik in De Groot's wereldbeschouwing en politieke overtuiging te doen slaan. Hij doet dat door vooraf iets over zichzelf en zijn vroegere medestudenten te vertellen. „Wij kwamen terug uit de heerlijke strijd (de oorlog 1914-1918 K.), verminkt, gestaald, ernstig; men wist wat men wilde. Met welk een verering zagen wij op tot de man die ons met voorname, ridderlijke, tedere deelneming tegemoet trad en ons als mannen, als mede-arbeiders aan die ongebroken Duitse geest ontving. De sfeer dus van de frisse, vrolijke oorlog. En in die sfeer betrekt hij de hoogleraar als geestdriftig deelgenoot. Hij vertelt dan verder hoezeer verbitterd De Groot over het verdrag van Weimar, over het Duitsland op „nieuwe grond slagen" was en laat hem zeggen: „ik word oud, ik voel mij als een vreemde hier onder de nieuw geest in Duitsland". De man plaatst zijn vroegere hoogleraar aldus in een reac- tionair-conservatieve hoek. Is deze schildering juist? De zoveel nuchterder weergave van De Visser in „Levens bericht. betreffende De Groot's zienswijze te dien aan zien zou daarop mogelijk het juiste antwoord kunnen zijn, Hij zegt o.a. sterk onder de invloed der daar heersende beschou wingen, zag hij de grote schuld der Duitse oorlogspartij niet in en verkeerde in de waan, dat Duitsland het onschuldige slachtoffer der tegenpartij was. Zijn conservatieve ideeën, zijn eerbied voor de monarchie, zijn zucht naar tucht en orde, dat alles werkte mee om hem tot een blind vereerder te maken van het toenmalige regime. Zo kwam hij er toe, het beruchte manifest der 90 Duitse geleerden „Es ist nicht wahr!" te tekenen. Zij waren allen met blindheid geslagen". En vervolgens: .de oorlog en de revolutie verdonkerden zijn leven; beide werkten diep in op zijn ontvankelijk ge moed, en in zijn conservatisme zag hij van de laatste slechts de schaduwzijden, zoals hij van het oude regime alleen de lichtzijden had gezien...." Slechts enkele jaren heeft prof. De Groot in de Weimar- republiek geleefd. Op 24 september 1921 kwam het einde. Zijn gehechtheid aan zijn wetenschappelijke arbeid in Duitsland kwam sterk tot uiting in zijn testamentaire be schikkingen. Aan de Berlijnse universiteit liet hij een stich ting na welke behalve een som gelds ook zijn bezitting te Berlijn-Lichterfelde en zijn zeer omvangrijke bibliotheek omvatte. De academie moest zich daartegenover verplichten zijn graf te onderhouden. Tot die schenking behoorde ook zijn prachtige tuin, een ware hortus botanicus, waaraan hij het grootste deel van zijn vrije tijd had besteed. Professor De Groot, sinoloog, het was geen vervulling geweest van in jonge jaren vurig gekoesterde wensen. Als vierde kind uit het grote gezin van de koopman en fabri kant J. S. M. de Groot en diens vrouw H. W. E. Beukers droomde hij van de zee, van verre gewesten. Zeeofficier was zijn ideaal. Omstandigheden echter verhinderden de verwezenlijking daarvan. Dan maar Indoloog. Doch ook dat bleek niet zijn levensweg te zijn. Spoedig toch stonden de meeste colleges hem tegen. In 1873 echter opende zich voor hem de poort naar wat naderhand zou blijken de grootst mogelijke voldoening van zijn leven te zijn. Hij gaf gehoor aan een oproep voor sollicitanten naar de betrekking van kandidaat-ambtenaar voor Chinese zaken in Indië. En daar mee zette hij de eerste schreden op een weg die hem, zij het dan niet op, toch over zeeën en ook naar verre gewesten zou voeren, eveneens een deel van zijn oorspronkelijke ideaal! B. KEDDE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1957 | | pagina 17