gentsia, waarvan straks de besten leidende functies zouden
bekleden en plaatsen bezetten in het eigen hoger onderwijs.
Daarnaast vormde de achterlijke positie van de Indonesische
vrouw een onoverkomelijke hindernis voor een evenwichtig
sociaal groeiproces, een hindernis die dus uit de weg diende te
worden geruimd. De schuld ervoor lag bij de Indonesische maat
schappij zelf, waarin adat, vooroordeel en mannenhoogmoed de
vrouw ver achterstelde en latente krachten tot emancipatie
eer tegenwerkte dan aanmoedigde.
Het echtpaar Van Deventer heeft deze achterstelling pathe
tisch uitgebeeld gezien in de even intelligente als lieftallige
regentsdochter van Japara, Kartini. Bij ons is het gewoonte,
aldus heeft Kartini een harer Nederlandse vrienden eens ver
teld 6), „om jonge meisjes op te sluiten, d.w.z. in strenge afzon
dering van de buitenwereld te houden, zolang tot er een bruide
gom komt opdagen, een echtgenoot haar opeist het kooitje
wordt ontsloten, het gevangen vogeltje vliegt er uit. om van
kooi en van „meester" te veranderen". Deze strenge afzondering
brak voor Kartini aan, toen zij twaalf werd, na een voor die tijd
uitzonderlijk vrije jeugd op de Europese lagere school ter
plaatse, waarheen de progressief denkende vader haar had ge
zonden. Deze welhaast slaafse onderworpenheid van de vrouw,
eerst aan de wil van vader en oudere broers, later aan die van
de echtgenoot, met al zijn remmende consequenties voor de
maatschappelijke vooruitgang, heeft de Van Deventers diep
gegriefd, Zij gaf aanleiding tot hun tweede programmapunt.
Voor begaafde jongens hebben zij hun idealen uitgewerkt in
de Tjandi-Stichting, die aan uitblinkers gelegenheid bood tot
universitaire studie in Nederland. Hun pionierswerk voor
meisjes werd georganiseerd in de vereniging Kartinifonds, die
van Nederland uit op velerlei wijze de oprichting van lagere
meisjesscholen stimuleerde en steunde, waarvan het bestuur in
handen lag van plaatselijke Kartini-verenigingen. Op deze
scholen werd eenvoudig, karaktervormend onderwijs gegeven,
aangepast aan specifiek vrouwelijke behoeften -de eerste
etappe tot vorming van volwaardige huisvrouw en moeder.
Zo zou geleidelijk Kartini's ideaal in vervulling gaan, dat aan
het huisgezin zijn rechtmatige rol in de maatschappelijke voor
uitgang toebedeelde: „Het huisgezin is er dag en nacht, de
school slechts enkele uren van de dag. En hoe kan nu't huisgezin
zegenend opvoeden, als zulk een voornaam element daarin, de
vrouw, de moeder, geheel onbekwaam is tot opvoeden?"7).
Als een generaal
Tjandi-Stichting en Kartinifonds zijn werkelijkheid geworden
in 1913, een kroonjaar in hun leven. Vooral bij een zo innig
verweven geestelijke twee-eenheid als de hunne valt moeilijk
vast te stellen welk aandeel in voorbereiding en verwezenlijking
het hare is geweest. Het lag in de lijn dat hij naar buiten trad:
in krante- en tijdschriftartikel, in de parlementaire vergader
zaal, in de voorzitterszetel of op de katheder van verenigingen
genootschap. Bovendien was hij de oorspronkelijke geest, die
het ideaal gestalte gaf en er perspectief aan verleende. Als
negentiende-eeuwse vrouw achtte zij voor zichzelf de tweede
plaats vanzelfsprekend, een intuïtieve houding, nog versterkt
door de verering welke zij voor haar echtgenoot koesterde en
die merkwaardig bij een karaktertrek van sterk domineren
voldoening vond in de schaduw van zijn begaafdheid. Snouck
Hurgronje heeft haar raak gekarakteriseerd, toen hij in 1915,
de man uitsluitend, van de vrouw schreef: „Niemand dan hijzelf
kon beoordelen, hoe veel van zijn kracht, van zijn levenwekkend
optimisme hij dankte aan haar, die al zijn idealen deelde" 8).
Dat was stellig een belangrijk deel van haar inbreng: de inspi
ratie, de aanmoediging, het elan. Daarnaast bezat zij een
uitzonderlijk organisatorisch talent en een sterk gevoel voor
ordening en systematiek. Goede vrienden hebben haar glim
lachend wel vergeleken met een generaal, die het veldtochts
plan tot in de kleinste details voortreffelijk uitwerkt, maar bij
de uitvoering dan ook stipte gehoorzaamheid eist.Tezamen
met een nimmer versagende toewijding maakte dit haar tot
een motorische stuwkracht, die doelbewust alles inzette en wie
geen tijd en geen inspanning teveel waren om tot de hoogste
prestaties te komen. Vrijwel steeds ten behoeve van anderen
want daarin vond zij haar vreugde.
Zo is zij geweest bij zijn leven, zo is zij gebleven na zijn dood,
de eerst welhaast onherstelbaar schijnende slag die de geeste
lijke twee-eenheid brak en een ogenblik ook haar scheen te
vellen. Het besef dat de nog maar juist begonnen verwezenlijking
van hun beider idealen haar nu meer dan ooit opeiste, heeft
haar die dagen staande gehouden en tot doorzetten geprikkeld.
Tot in hoge ouderdom, 84 jaar, heeft zij stuwend en inspirerend
in samenwerking met geestverwante vrienden het werk vol
eindigd dat hun beider levensvervulling vormde. In een slot
artikel hierover iets uitvoeriger.
Het Vaderland, 27 maart 1942.
2) Dr. J. N. Ramaer. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, tevens
orgaan der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst,
2de reeks, 6de jaargang, 1ste afdeling (1870).
3) 8 december 1869.
4) Thans is hier het Leger des Heils gevestigd.
6) Zie noot 3).
Aan dr. N. Adriani, de bekende taalgeleerde van Midden-Celebes; zie
Kartini's door mr. J. H. Abendanon gebundelde brieven ,,Door Duisternis tot
Licht; gedacnten over en voor het Javaansche volk van wijlen Raden Adjeng
Kartini".
Kartini in een nota aan mr. J. Slingenberg, zie „Door Duisternis tot Licht".
8) Prof. a'r. C. Snouck Hurgronje, ,,Van Deventers werk voor Indië", De
Gids 1915/IV; Verspreide Geschriften deel VI.
De vader van me
vrouw Van Deven-
ter-Maas: de be
kwame en beminde
Schiedamse arts, dr.
A. Maas, overleden
in 1869, op 57-
jarige leeftijd.
Huize Eendragt aan de Plantage zoals enkele oudere Schie
dammers het zich wellicht nog zullen herinneren. Aan dit
gastvrije huis van oom Mart Rijnbende waren voor mev; ouw
Van Deventer-Maas heel vat plezierige jeugdherinneringen
verbonden.