Het geheugen van de stad
78
vut scwöm*
moet er, in de schaduw van de galg, maartegen kunnen
te zien hoe het recht zijn loop heeft; zij vertellen u van
de grote en kleine vreugden en smarten des levens
en zij staan u toe het wel en wee van een familie te
volgen over honderd, tweehonderd jaar of nog langer.
Waarlijk, binnen deze muren wordt de nalatenschap
van het voorgeslacht bewaard. Sta mij toe u in het
kort te verhalen hoe men deze nalatenschap behar
tigd heeft.
Geen ereambt
Op 28 februari 1897 zette het Gemeentebesuur van
Schiedam de eerste stap op de weg, die leiden moest
naar een betere verzorging der stedelijke archivalia:
de commies-redacteur ter secretarie, Jhr. Mr. Tj.j\,M,A<
t-avc Humalda van Eysinga, werd benoemd tot eerste
archivaris van Schiedam, met dien verstande evenwel,
dat hij deze functie slechts als een neventaak naast
zijn eigenlijke werkzaamheden zou vervullen. Een
Met ganzeveer of drukpers: één traditie! bescheiden stap dus nog. Maar, het dient gezegd, een
In de hoek van het Oude Kerkhof, in de schaduw van
de Grote Kerk en met het uitzicht over een welver
zorgd grasveld waarop de middagzon de contouren
tekent van het eeuwenoude koor, staat een gebouw,
dat velen in Schiedam wel van name kennen, maar
waarvan de meesten toch eigenlijk niet weten, wat
het binnen zijn muren omsluit. Spreek van Technische
Bedrijven, van Gemeentewerken, van Bevolking, om
maar een paar voorbeelden te noemen, en men ver
staat waarover u het heeft; zeg Gemeentearchief, en
een vragende, enigszins verontschuldigende blik is het
antwoord.
Welnu dan, dat gebouw, met zijn welhaast sym
bolische ligging buiten de route van het dagelijks ver
keer en waarvoor u een omweg moet maken om het
te bereiken en toch maken velen die omweg
dat gebouw, dat precies zestig jaar geleden zijn huidige
bestemming kreeg, dat gebouw herbergt het geheugen
van Schiedam, niets meer en niets minder.
Stille getuigen
In lange rijen, onverbiddelijk en onbewogen, maar
met een eerlijk antwoord aan ieder die hen onder
vraagt, staan hier de stille getuigen van de woorden
en daden uwer Schiedamse voorouders.
Zij staan opgetekend, niet als in een boek met zeven
zegels, maar in voor een ieder toegankelijke registers.
Deze registers voeren u binnen in de raadzaal, waar
een imponerende reeks van stedelijke bestuurscolleges
de zaken van uw stad behartigt; zij laten u meelezen
over de schouders van de thesaurier, terwijl hij bezig is
met het neerschrijven van zijn verantwoording over
het beheer der stedelijke middelen; zij laten u luisteren
naar de geschillen van partijen voor de notaris en de
krassende ganzeveer van de nijvere klerk openbaart u
dingen, die alleen de notaris weten mag; zij geven u
een plaatsje tussen het nieuwsgierig samengedromde
volk wanneer de schout zijn vierschaar spant en ge
weloverwogen stap. Al in ....1861 namelijk was er
een concept-instructie voor een archivaris bij de Raad
ingediend, resultaat van een pleidooi van de bekwame
en ook buiten Schiedam welbekende arts Dr. A. Maas,
gemeenteraadslid, man van grote historische belang
stelling en schrijver van een zo niet origineel, dan toch
gedegen en ook thans nog bruikbaar werkje over
Schiedams verleden. Het had de heer Maas verbaasd
en verdroten, dat B. en W. in hun verslag over de
toestand der gemeente in 1860 de archieven en begraaf
plaatsen maar liefst in één adem de revue lieten
passeren. Bij nader inzien, zo zei de dokter, was hij
van zijn aanvankelijke verbazing wel bekomen, want
hij moest toegeven, hetgeen men op beide genoemde
plaatsen had ondergebracht viel gelijkelijk aan de
ontbinding en het ongedierte ten prooi. Hij kon daar
echter onmogelijk vrede mee hebben. De voor de
kennis van het stedelijk verleden zo waardevolle
documenten dienden te worden beveiligd, dienden te
worden bewerkt. Vandaar zijn voorstel een archivaris
aan te stellen ,,op het spoor van andere gemeenten".
Dat behoefde geen geld te kosten, zo haastte de heer
Maas zich er aan toe te voegen, waarschijnlijk ge
schrokken van de bedenkelijke gezichten om hem
heen, het zou een ,,eere-betrekking" moeten zijn.
Maar een archivariaat als ere-betrekking bleek niet
tot de mogelijkheden te behoren. Het enige dat Dr.
Maas met zijn betogen bereikte was de toezegging,
in 1863, dat de zaak zou worden aangehouden. En de
Raad heeft zijn woord gestand gedaan, een generatie
lang.
Alarmerend
Het rapport dat Humalda van Eysinga uitbracht,
nadat hij zich gedurende een halfjaar een indruk had
kunnen vormen over de toestand van het archief,
was kort en goedtalarmerend. De stukken waren her
en der ondergebracht: in de St. Joris-Doele, op de