Het gist in het onderwijs,
want er komt iets nieuws
lo
Te beweren, dat het in de onderwijswereld gist,
lijkt op het intrappen van open deuren. We gaan dus
verder dan de bewering en zullen licht werpen op
concrete situaties, betrekking hebbend op Schiedam,
en trachten tendensen te belichten, verwachtingen te
formuleren, eventuele kritiek een redelijke achter
grond te geven.
Wat de aanhef betreft nog het volgende: elk gis
tingsproces is slechts ten dele kwaadaardig, het is
immers de voorbode van iets nieuws. Wat dat nieuwe
zal zijn is nog niet te voorspellen en wanneer de
contouren ervan duidelijker zullen zijn te onder
scheiden dan thans evenmin.
Intussen gaat het hierom:
1. Ons onderwijs moet op de helling.
2. Er heerst allerwege wantrouwen ten aanzien van
het gevoerde onderwijsbeleid der laatste jaren.
(Een onzer grote dagbladen wijdde er onlangs een
gehele pagina aan met een vette achtkolomskop:
Minister Cals, doe eindelijk wat).
3. De vooroorlogse moderniteit van ons onderwijs in
internationaal verband is allang niet meer actueel.
We tippen vervolgens enkele knelpunten aan.
a. Daar is allereerst de structuurfactor, die techno-
catie heet, en die zijn eisen aan de opleiding stelt.
b. Daar is voorts het onderwijzers- en lerarentekort,
en het daarmee samenhangende te hoge klassege
middelde. Dit is geen structuur-, maar een beleids-
factor.
c. Daar is ten derde de naoorlogse geboortegolf, die
eerst de Lagere School doorspoelde, en thans de
voortgezette opleidingen met de springvloed
bedreigt.
d. Daar is tenslotte het huisvestingsprobleem.
Met vragen, die met dit alles verband hielden zijn wij
naar een vijftal prominenten van ons stedelijk
onderwijs gegaan.
WETHOUDER H. SABEL is een overtuigd voorstan
der van wat wij zouden willen noemen de morele
vernieuwing van het onderwijs op de lagere scholen.
Kennis is macht zou hij vervangen willen zien door
karakter is macht. De Lagere School heeft naar zijn
mening als eerste taak de kinderen te vormen tot
democratisch denkende jonge burgers, met respect
voor de grondslagen der samenleving, en zedelijk
gedrag als basis voor burgerzin.
De huidige constellatie staat deze vernieuwing in
de weg. Want:
1. het jonge onderwijzerskorps legt niet meer het
idealisme van vroeger aan de dag;
2. de volle klassen betekenen moeilijk te hanteren
groepen;
3. de „sollicitatieziekte" van de jonge onderwijzers
staat een gestaag groeiende teamgeest in de weg,
welke nodig is om leerlingen en onderwijzend
personeel duurzaam te verenigen en op elkaar af
te stemmen. Er is immers te veel verloop.
Deze drie factoren houden verband met elkaar.
Gedeeltelijk ligt de schuld bij het departement, dat,
naar de mening van de heer Sabel, veel te laat de
aard der verschijnselen onder het oog heeft willen
zien en nu achter de feiten, die ernstig zijn, aan loopt.
Om meer, en behalve dat, ook: bekwame krachten
aan te trekken, dient de salariëring grondig herzien
te worden. Onze suggestie, dat behalve deze kant van
de zaak óók meespreekt een daling van het onder-
wijzersambt op de door het publiek bij zijn sociale
waarderingen en waardeschattingen gehanteerde
„beroepsladder", vindt bij de heer Sabel weerklank.
In Schiedam spelen al deze factoren hun rol. De
Wethouder Sabel:
„Eerst karakter, dan kennis".