Thomas Mann zei: „Het gaat niet naar mijn zin en TOCH maak ik het af" (Van onze eindredacteur) OOK de laatste resten van ons vakantie-evene ment, de tentoonstelling „Man en paard", zijn thans in de papieren bijgezet. De expositie is voorbij, de paarden zijn weer naar de tientallen bruikleengevers terug. Het museum ligt weer op de winterkoers. Het museum ligt overigens niet op één oor. Vele activiteiten zijn al weer van stapel gelopen. Evengoed willen we nog een enkel woord over deze 8ste zomertentoonstelling zeggen. Zij werd bezocht door rond 3500 personen. Gelet op het enorme cijfer van „Poppendroom" mag de vraag worden gesteld of 3500 personen wel voldoende is om van een succes te spreken. Men kan inderdaad van mening zijn dat een derge lijk bezoekcijfer een teleurstelling is en zijn we goed ingelicht, dan heeft de conservator ook niet voort durend lopen schateren van de pret wanneer hij uit de kassa kwam. Maar daar staat tegenover dat men 3500 bezoekers bij een cultureel gebeuren als een kunsttentoonstelling niet zo maar weg mag schrappen. Misschien hebben de musea de laatste jaren met de statistieken wel een beetje boven hun „stand" geleefd en wordt het nu moeilijker om de mensen te bewegen een museum binnen te gaan. Misschien worden de mensen veeleisender; in het jaar van een wereld tentoonstelling had ook de grote zomertentoonstel ling van het Rijksmuseum te Amsterdam niet dat succes van andere jaren. Het museum kan geen Atomium bieden Ook andere redenen verdienen de aandacht: Begon de tentoonstelling „Man en paard" niet wat te vroeg, is eigenlijk de zomer wel het goede tijdstip voor een tentoonstelling, was de titel wel goed (had „man en paard" niet „mens en paard" moeten zijn?) Was het hele onderwerp wel goed, bekommeren de mensen zich nog wel om paarden? Laten we bij dit nakaarten de troeven niet over het hoofd zien: Schiedamse Gemeenschap en Schiedams Museum schiepen in een samenwerking, waarbij niet één verkeerd woord is gevallen, een expositie die in de gehele Nederlandse pers besproken en geprezen is als een even opmerkelijke als kunstzinnige daad en komt het volgend jaar, dan komt er weer zo'n gezamenlijke tentoonstelling en dan zullen we weer bij de mensen kloppen: Kom eens kijken. IN ons land bestaat er meer dan één gemeenschap. Behalve de Schiedamse vindt men dergelijke orga nisaties ook o.a. in enkele tientallen andere steden. Ze hebben allemaal hun moeilijkheden, ze hebben allemaal hun kleinere of grotere successen en sedert kort hebben deze gemeenschappen nog iets gemeen schappelijks: ze zijn genoemd in een proefschrift, dat onlangs aan de R.K. Universiteit te Nijmegen verde digd is door een van de steunpilaren van de Hoornse Gemeenschap, dr. A. G. I. Erftemeijer. Het proefschrift zelf ging over een pedagogisch onderwerp, maar er behoorden de gebruikelijke stellingen bij en een van die stellingen luidde: „De zogenaamde plaatselijke gemeenschappen zijn belangrijk voor de geestelijke groei en de éénwording van ons volk". Nu kunnen we een dergelijke fraaievolzin natuurlijk gemakkelijk opbergen in de kast bij de andere mooie volzinnen. Maar dr. Erftemeijer heeft zijn stelling verdedigd in het blad van de Hoornse Gemeen schap, dat de vurige titel draagt van „Hoornsignaal". De denkbeelden van de jonge doctor komen er op neer dat de plaatselijke gemeenschappen de burgerij in staat stellen het geheel van de plaatselijke samen leving te overzien. Daardoor, schrijft hij, ontstaat waardering voor het aanwezige en het gepresteerde en kunnen tevens nieuwe initiatieven geboren worden om de opgemerkte tekorten aan te vullen. „Het is hoog tijd dat we elkaar de hand reiken om gezamenlijk een nieuwe samenleving op te bouwen. Wij zijn het er over eens, dat we elkaar daarin als mens behoren te ontmoeten, dat we stand- en groeps- vooroordelen behoren te overbruggen, dat we anders- gerichten moeten eerbiedigen zichzelf te zijn en dat we hoewel nooit aflatend te zoeken naar en te strijden voor de waarheid, toch altijd de persoon van de zaak dienen te onderscheiden en nooit een persoonlijk inzicht moeten vereenzelvigen met het absolute". Aldus Dr. Erftemeijer. Dat „Hoornsignaal" klinkt ons goed in de oren en natuurlijk, natuurlijk, het zal allemaal zo mooi en zo goed niet gaan. U zit op een stoel en wij zitten op de onze. U leeft een leven en wij leven een leven. Maar toch zoals de beroemde schrijver Thomas Mann zei toen hij bezig was aan zijn meesterwerk „Doctor Faustus": „Het werk gaat niet naar mijn zin, het gaat moeilijk, het bevalt mij niet helemaal, EN TOCH zal ik het ten einde voeren."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1958 | | pagina 5