De noodklok luidt
voor onze klokken
139
EEN NOODKREET klonk uit een hoge toren: de
beiaardier C o r Don heeft zich tegenover
een vertegenwoordiger van de plaatselijke pers
beklaagd over het geweld dat zijn gevoelige oren
wordt aangedaan door de slecht gestemde klokken
van zijn carillon. In een artikel in het Rotterdamsch
Nieuwsblad van woensdag 24 september jl. kan men
lezen, dat hij bovendien moeite heeft met twintig van
de kleinere klokken van het carillon in de Sint Jans
toren: de ijzeren draden, waarmee hij bij het bespelen
de beweging overbrengt, zijn vastgeroest, zodat hij
er geen geluid meer uit kan krijgen.
Het blad maakt melding van de f10.000,die de
plaatselijke burgerij heeft geschonken voor de ver
nieuwing van ons oude carillon en duidelijk spreekt
uit de gekozen bewoordingen de vrees, dat ook deze
tienduizend guldens zijn vastgeroest, zodat er geen
beweging meer in kan worden verkregen. En dat is
o.i. toch niet helemaal eerlijk tegenover de milde
gevers. Zij dienen van tijd tot tijd te vernemen, hoever
de autoriteiten reeds met de restauratie- en ver
nieuwingsplannen zijn gevorderd.
Wat zou Schiedam al niet met een volledig hersteld
carillon kunnen doen? Het zou een belangrijke rol
kunnen spelen in het muzikale leven onzer stad. We
zouden dan weer kunnen luisteren naar zomeravond-
concerten, zoals die ook in andere gemeenten (b.v.
Vlaardingen en Rotterdam) gegeven worden, soms
doorgastbeiaardiers van elders uit het landwezouden
zo van tijd tot tijd eens beiaardierswedstrijden kunnen
houden, die onze stad weer zouden doen meetellen
in het „cultureel concert".
Maar we zouden ook amateurwedstrijden kunnen
organiseren, b.v. in het kader van de Vakantiefeesten.
Hoe aardig zou het zijn, wanneer de jeugd zich hoog
in de toren rondom de jonge kampioenen zou
verdringen, gretig hopend ook een beurt te krijgen.
Aansluitend daarop zouden lessen aan de jeugd
gegeven kunnen worden. Begaafde jongelui zouden
dan later hun studie aan een officiële beiaardier-
school, b.v. die te Amersfoort kunnen voortzetten.
We zouden ook luisterwedstrijden kunnen organiseren,
en misschien aldus de tanende belangstelling voor het
volkslied weer kunnen doen herleven. Deze mogelijk
heden bewijzen, dat het carillon veel kan betekenen
voor het culturele leven van een stad; het is een
waardevolle nalatenschap, die in ere moet worden
gehouden.
Plannen zijn klaar
Zo dringen zich dan de vragen op. Reeds in 1938
had de beiaardier Ferdinand Timmermans een plan
tot restauratie van het klokkenspel. Was het toen
gebeurd, dan had het nog geen kwart gekost, van
wat er thans mee gemoeid zal zijn. De Nederlandse
Klok- en Orgelraad heeft volledige plannen en teke
ningen; met Monumentenzorg is de kwestie al bespro
ken. Alle autoriteiten zijn er vóór en een deel van het
geld is bijeengebracht door dat gedeelte van onze
burgerij, dat met het cultuurleven onzer stad het
sterkst meeleeft. Er is met het Rijk een regeling, zo
vernemen wij, volgens welke het Rijk 80% van de
restauratiekosten voor zijn rekening neemt, zoals
bij alle restauratie van panden, die onder Monumen
tenzorg staan. In het openbaarbij het afscheid van
de stadsbeiaardier Ferdinand Timmermans heeft
de burgemeester toegezegd, dat in 1957 het carillon
met grotere klokken zou worden gecompleteerd.
Hoe is dan nu de stand van zaken? Wij zouden onze
vragen kunnen gieten in deze vorm:
Wij vragen nu:
1. Is het juist, dat de vernieuwing en het herstel
niet meer zouden vragen dan ca. f80.000,en kan
men daarbij rekenen op een subsidie van het Rijk ten
bedrage van 80% der kosten?
2. Zo ja, zijn er dan, nu de bestedingsbeperking
weer zowat geleden is, al weer pogingen gedaan om
de zaak bij het Rijk aanhangig te maken?
3. Is het waar, dat men aan de plannen een algehele
restauratie van de toren verbonden heeft en dat dit
(Slot op pag. 146)