193
HEEL wat lezers, verreweg de meesten, zullen
zich op het zien van deze foto's afvragen:
,,Waar is dat?". En het ontgaat hun op dat
zelfde ogenblik nog, dat zij zich vergissen. Want dit is
niet meer; dit was. Slechts weinigen zullen bij het
opslaan van deze pagina's de sensatie der herkenning
ondergaan, de schok van de onverwachte ontmoeting,
de verrassing om het weerzien van een omgeving,
waaraan dierbare herinneringen verbonden zijn,
herinneringen die in de loop van een halve eeuw wel
licht enigszins in het onderbewustzijn zijn weggegleden
maar die door deze plaatjes weer tot leven werden
gewekt en even de glans krijgen van oud goud.
Een halve eeuw? Ja, inderdaad is het ten naaste
bij een halve eeuw geleden, dat zij, die nu wellicht
aan hun veertig- of vijftigjarig huwelijksfeest toe zijn,
hier aan elkander hun liefde verklaarden en eeuwige
trouw beloofden, hier waar nu het verkeer raast over
de E-weg no. 36 en waar in de loop der jaren een riante
woonwijk is verrezen met vele villa's, met twee grote
ziekenhuiscomplexen en een tehuis voor bejaarden,
met talrijke lanen en plantsoenen ook, die wij
kunnen er dankbaar voor zijn nog een, zij het
zwakke, herinnering oproepen aan de landelijke sfeer
welke de foto's suggereren.
Hier, langs deze Laantjes van de Diefhoek, wandelde
de jonge generatie der Schiedammers, zo niet in
rozegeur, dan toch in maneschijn; en hier wandelden
zij, die dit deel van 's levens romantiek reeds ontvangen
hadden en nu, in meer gevorderde jaren, verpozing
zochten van de arbeid. Kortom, hier wandelde Schie
dam in de tijd dat wandelen nog niet gedeclasseerd
was tot een georganiseerde sportprestatie neen,
lezer, ik ben toch niet tegen wandelclubs en dag- of
avondvierdaagse maar toen men nog wandelde
zo maar in's Blaue hinein, zonder doel en zonder tijd
schema; toen men, in ons eigen Schiedam, binnen een
pijlschots afstand van de stad, op zijn wandeling nog
even moest uitwijken naar de smalle berm langs de
poldersloot om een hoog opgetaste voer hooi door te
latentoen men, waar nu het geratel der mechanische
hamers van de werven de stilte heeft uitgebannen,
nog slechts het dokkeren hoorde van een boerenwagen
in de verte en het geloei van de koeien in de melk
bocht.
Stellig zullen verscheidene van onze lezers, op het
weerzien van dit oude vertrouwde, de verzuchting
slaken die zij in de komende dagen ook als motto
zullen ontwaren bij een tentoonstelling in het Stedelijk
Museum: „Ach tijd, waar ben je gebleven".
P. TH. J. KUYER.