Ik ben een kreeft ik heb het vaak koud in de winter 197 IN de winter ben ik niet op mijn best. Misschien is het I aan dit opstel te merken. Ik ben een Kreeft. 23-6-32. Juni. Ik heb het vaak koud in de winter. Voeten vooral. Handen ook. Neus. Van vorige zomers herinner ik me zeer veel, van de winters bijna niets. Sommigen spreken soms over de barre winter van 19zoveel. Ik kan dan niet meepraten. Voor mij zijn alle winters gelijkelijk bar. Zwemmen kan ik als de beste. Alhoewel, ik weet eigenlijk niet wie de beste is. Maar ik kan het in elk geval. Ik kan niet schaatsen. Wel heb ik geprobeerd het te leren. In 1943, geloof ik, op de ijsbaan Ruimzicht, aan de overkant van het Merwedekanaal, Utrecht, naast de Hakafabriek. Nu weet ik dat Ruimzicht ruim zicht betekent, toen niet. Ruimzicht, dat was de ijsbaan. Ruimzicht was niet ver, maar mijn handen waren al koud, ik kon de schaatsen niet onderkrijgen. Oranje schaatsenbonden, een vrolijke kleur, een glas limonade in de zomerse keuken, op het gespikkelde aanrecht. Figaro figaro figaroooo," kwam uit een luidspreker, opgehangen, hoog aan een lange kale paal. De zanger zong erg vlug, maar ik moest er niet om lachen, want ik wist niet dat de plaat daarvoor gemaakt was. De schaatsen zaten los onder, de zijkanten van mijn schoenen stonden op het ijs en zo kan je niet schaatsen. Ik probeerde het wel, maar ik wist dat ik bezig was aan mijn excuus voor straks, thuis, als ik monopoly zou spelen met een oudere buurjongen. Ik zei altijd moonoopoolie, maar hij sprak het op zijn Engels uit, want hij zat op de Mulo. Ik deed een paar slagen, maar geloofde er niet in. Ik schaamde me. De grote jongens en meisjes kwamen uitglijden om iets te drinken. Ik was niemand, niets. De volgende dag ben ik de lege weilanden ingegaan, lopend en glijdend op smalle lange slootjes. Ik vond het ijs mooi, mooier dan op Ruimzicht. Groen, blauw, wit, hard, glad. Maar ik dacht erover na hoe de kikkers zich zouden voelen, beneden. Winter slaap, ja, dat wist ik. Zou er echter nooit een in paniek raken: ik wil er uit, ik wil er uit! Het gaat niet, alles is dicht. Angst, verschrikkelijke angst. Radeloosheid. Een jongen moet zo niet denken als hij wil leren schaatsen. Het is de winter, dat ik op mijn achterhoofd ben gevallen. Het woord winter doet mij haast altijd denken aan een jongensboek dat ik heb gelezen. Enkele Oostinje- vaarders vriezen vast bij Pampus, in het zicht van de Amsterdamse haven. De opvarenden schaatsen naar land en overnachten bij een boer. De volgende morgen gaan zij verder en tot afscheid roept een van hen tegen de boer: „Tot ziens, en bedankt voor je rot koffie." Ik heb daar toen ontzettend hard om moeten lachen, en telkens weer als ik het overlas, of er aan terugdacht. Verleden jaar heb ik in Leersum een huisje gehuurd. Adinda heette dat huisje. Ik luisterde midden in het bos naar MOVING NICELY (THE QUARTET: Milt Jackson, John Lewis, Percy Heath, Kenny Clarke, SAVOY MG- 12046). Via een plugfitting kregen radio en pick-up stroom. Eerst ging dat niet, omdat de plugfitting geen contact maakte. Het werd tenslotte toch klaargespeeld, met een cent. Maar ik heb geen zin precies uit te leggen hoe dat is gelukt. ks Warm aanbevolen: Winter je bent een slechtaard, Hans Lodeizen, Gedichten Winter, Gerrit Kouwenaar, Achter een Woord Timothy, Remco Campert, Vogels Vliegen Toch

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1958 | | pagina 25