I)nf linn Ci.htuc ten dode opgeschreven Driemaal werden we door een kwaadaardige hond aangevallen, toen we de tweede Schiebrug waren overgegaan en rechtsaf het slingerende kool- aspad waren gaan volgen. Dit pad vormde wel een schril contrast met de drukke Overschieseweg, die we zo juist verlaten hadden. We zagen geen kip (en we waren toch in het boerenland!). Alleen passeerde ons eenmaal een fluitende kleuter op een driewieler en trachtten drie, reeds genoemde, honden ons van een verdere wandeling te weerhouden. Verder was het stil op het koolaspad. Links van ons niets dan in nevel gehuld polderland en rechts een kleine scheeps werf en een autokerkhof. Af en toe hoorden we het getuf van een baggerboot, die op de voor ons onzicht bare Schie voer. Ons doel was ,,De Hof van Cyrene", vroeger een kroeg, thans een cultureel centrum. Toen we de laatste bocht van het slingerpad namen, zagen we het liggen. Een oude boerderij, het „Poortgebouw" van wat eens een groot kasteel geweest moet zijn. Het „pronkgebouw" van deze oude boerenhofstee is het voorstuk. Voor dit gebouw, dat aan het water ligt, staan bomen en op de gevel staat geschilderd „Cyrene". We wilden aanbellen, doch er was geen bel. We duwden dus de deur open en gingen naar binnen. Een klein portaal met aan de betegelde muur een kandelaar lag voor ons. Een trapje voerde naar de taveerne. De deur bleek echter op slot. We bonsden dus op de wand en wachtten, tot een man in een witte schilderoverall verscheen. Toen we hem vroegen of hij de heer Augusteyn en dus de bezitter van „Cyrene" was, antwoordde hij ontkennend en ver wees ons naar een houten serrehuis, honderd meter terug op het pad en dan rechtsaf de polder in. Inmiddels hadden we echter kans gezien naar bin nen te kijken in de oude gelagkamer van de taveerne. Zeventiende-eeuwse tafels en stoelen stonden er; in de hoek een oude Zeeuwse schouw. Er hing een romantisch gezellige sfeer, die nog verhoogd werd door de oude petroleumlampen aan de hanebalken- zoldering. Hier is het dus waar velen de schoonheid van woord en muziek ondergingen of alleen maar mijmerden in de sereniteit van de stilte. De bedstee vormt het geïmproviseerde podium, waar musici en dichters van naam gestaan hebben en de mensen lieten vergeten, dat op nog geen driehonderd meter afstand de stad raasde. Langs de betegelde wanden hingen schilderstukken van onbekende meesters. In het grijze verleden werd een jonge boer Teun verliefd op een Overschiese schone, die Appolonia heette, doch in de wandeling Pleun genoemd werd. Deze Pleun en Teun trouwden elkaar en Teun ver wierf bekendheid door Pleun, zoals het „Bijbelse" Cyrene beroemdheid heeft verworven door het aan het water gelegen Appolonia. Toen Pleun stierf en Teun minziek over haar namijmerde, heeft hij zijn plaats, die door Pleun tot een prachtige bloemen- lusthof was omgetoverd, „Cyrene's Hof" gedoopt. Dit verhaalt een legende, doch er zijn nog vele andere verklaringen omtrent de herkomst van de naam „Cyrene". Hoe dan ook, de heer J. A. Augusteyn is trots op zijn „Cyrene" en met recht. Hij woont een eindje terug in de polder in een groen houten serrehuis, dat omgeven is door een paradijsje van vrucht- en sierbomen. Toen wij er kwamen, na drie valhekken gepasseerd te hebben, was een jongen van het Schie- 206 Rotterdam wil oude taveerne opslokken

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1958 | | pagina 34