30
daarbij om het recht tussen personen, tussen zaken,
maar ook tussen landen, en dat laatste is er oorzaak
van, dat men niet iedere dag om zes uur de heer San
ders aan zijn Schiedamse schrijftafel vindt. Vaak
immers is hij buitenslands, bijvoorbeeld om de Neder
landse regering te vertegenwoordigen op een confe
rentie, om de Marokkaanse regering te adviseren over
de economische opbouw van, dat nieuwe land, om
namens de Nederlandse regering op te treden bij het
Hof van de Kolen- en Staalgemeenschap. Tijdens die
reizen vindt hij dikwijls gelegenheid, om kunstenaars
te bezoeken: hij kent er velen, oude, beroemde, jonge,
vermaarde; hij durft van hen te kopen als menigeen
liever nog maar eens de kapitaal-kat uit de speculatie
boom kijkt en het zeldzame is, dat hij met gelijke
hartstocht spreekt van een wereldbekende GROTE
NAAM als van een jongeman ergens op een Parijs
zolderkamertje, waarvan zelfs de buren in Parijs nog
nooit gehoord hebben. Wonderlijke dooreenmenging
in zijn verzameling, waar de bewonderde Nederlander
Werkman naast de Spanjaard Luis Feito hangt, won
derlijke dooreenmenging van functies: lid van de
Commissie voor het Stedelijk Museum, Secretaris van
het College van Regenten van het Sint Jacobs Gast
huis.
....hij kijkt op en zegt: „het probleem van de
ouden van dagen is een van de ergste in Schiedam.
Er MOET een derde flat in Nieuwland komen,
anders wordt het een catastrofe...."
....curator van het Stedelijk Gymnasium, de enige
curator, die tevens oud-leerling is, en dan weer die
andere levenskringen: lid Commissie Volkenrecht van
het Departement van Buitenlandse Zaken, redacteur
van de „Arbitrale Rechtspraak", lid van zus, commis
saris van zo.De wereld is groot en klein tegelijk,
de wereld is Schiedam, waar hij beslist wil blijven
wonen en werken, de wereld is ook veel meer dan
Schiedam, het een krijgt het perspectief van het
andere. Allermerkwaardigst zijn allerlei relaties tot
de dingen: hij bestuurt nu mede het museum, waar
hij na de oorlog twee maanden lang als directeur
van Volksherstel zetelde in de rommel. Hij zat twintig
maanden, bijna twee jaar, als gijzelaar te Sint Michels
Gestel, en leerde daar dominee Henkels kennen, de
grote vriend van Hendrik Werkman, de kunstenaar.
Verrassende overgangen: na de twee maanden in de
linkervleugel van het museum werd hij secretaris
generaal van het Departement van Algemene Oorlog
voering onder Schermerhorn, vervolgens secretaris
van de ministerraad. Hij was aanwezig bij de onder
handelingen met Indonesië achter het cordon van
marechaussees op de Hoge Veluwe daarna ging
hij ambteloos vakantie houden op Schiermonnikoog,
maar dat duurde niet lang, want alras zat hij in het
vliegtuig als secretaris-generaal van de commissie-
generaal, die in Lingadjatti ging onderhandelen. Een
van zijn assistenten:.de latere minister Samkalden.
Bij de eerste politionele actie nam hij ontslag en werd
opnieuw, wat hij altijd gebleven was: advokaat.
Ja, het tempo van Prof. Sanders ligt hoog, maar hij
holt er toch niet de kantjes van af, met die fanatieke
oppervlakkigheid, zo menig druk bezet GROOT MAN
eigen. En groot man is ook een verkeerde term, want
hij is, voor alles, een aardige man, bij al zijn onge
woonheid. Het is een man, die aan zijn medemensen
denkt, die tact heeft en genoeg humor om spanningen
op te heffen. Zijn werkkracht is misschien niet ver
bluffend, want gewichtheffers zijn verbluffend, en zo'n
krachtpatserige indruk maakt de heer Sanders niet,
maar bepaald wel verrassend. Na alles, wat wij reeds
vermeldden, zijn wij immers nog zoveel vergeten,
o.a. dat van zijn hand een boek klaar ligt ter publi-
katie door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen
tatie over het Nationaal Steunfonds: „De bankier
van het verzet", dat al direct weerlegt wat hij zelf
van zijn jaren na de gijzeling zegt: „Oh, ik zat gewoon
ondergedoken". Helemaal gewoon ondergedoken zal
wel niet het geval geweest zijn, tenzij de vogeltjes
hem alles over het Steunfonds verteld hebben, en nu
kennen wij ook verscheidene vogeltjes en die diertjes
vertellen ons veel, maar wij zagen ze toch nooit met
illegale fondsen in het snaveltje door bezet Nederland
snellen.
Maar wij kijken achterom en daarvan houdt de
heer Sanders niet erg. Vooruitkijken, naar de toe
komst, dat is zijn leven, en dat wórdt dus zijn leven:
het hoogleraar-zijn. Wat betekent dat in zijn ogen?
Hij lacht. „Dat is niet in één zin samen te persen.
Kijk, ik heb 23 jaar praktijk, nu. Je doet en je leert.
Maar je hebt geen tijd om sommige problemen rustig
te overdenken. Dat komt nu.... hoop ik. En dit in
dialoog met de jeugd, dus: elkaar levendig houden.
Daarbij kan ik ze dan speciaal ook naar het buitenland
laten kijken: hoe doen wij het, hoe doen ze het ginds?"
Hij denkt even na.
Maar toen ging de telefoon. Het belsignaal kondigt
aan: de gewone dag begint. De andere mensen zijn nu
óók aan het werk