DE BEJAARDEN
'n extraatje?
'n graantje!
hun dagen slijten tussen de kribben en ledikanten
waarop zij sliepen en de tafels waaraan zij aten.
Een verzetje, een feestelijke afwijking van de starre
regel, wij horen er sporadisch van. Op 30 maart 1804
is mevrouw Pielat van Bulderen-Vromans vijfentwin
tig jaar regentes. Voor haar rekening werden ,,de
oude lieden op sousijze brood met een halve bouteilje
wijn voor ieder vergast, onder het genot van welke
zij dan ook, na gedaane dankbetuiging, den avond
in eenen gepasten vrolijkheid hebben doorgebracht".
Maar in de eerstvolgende zestig jaren vermelden
de zorgvuldig bijgehouden notulen geen extraatjes
meer. Pas in 1863, als Ne
derland herdenkt hoe het
vijftig jaar te voren zijn
onafhankelijkheid herwon,
worden ,,de gezamenlijke bestedelingen in het ge
sticht op chocolade en krentebrood onthaald" en
dit blijkt ook de stereotype tractatie te zijn voor
de enkele nationale feestdagen, die de tweede helft
van de negentiende eeuw nog rijk was. Voor de rest:
de orde van de dag.
De bestedelingen zochten zelf enig vertier te bren
gen in de dagelijkse sleur; en ook dikwijls deden zij
dat op de wijze van Klein Klaasje uit het verhaal
van Hildebrand: zij „pikten 'n graantje". Zij pikten
er zelfs meestal meer dan één, met het gevolg dat
er bijna geen vergadering voorbijging, of de secretaris
van regenten zag zich genoodzaakt te notuleren,
dat deze of gene bestedeling volkomen onbekwaam
was thuis gekomen of door de sterke arm thuis ge
bracht. De delinquenten moesten dan „binnenstaan"
in de vergadering van regenten, werden door de
president ernstig onderhanden genomen en hoorden
hun straf. Op een keer was er een onverwachte af
wijking van dit protocol. Vier broeders waren samen
aan de rol gegaan en zouden zich deswege voor re
genten moeten verantwoorden. Maar op de bewuste
avond komt de binnenvader de regentenkamer bin
nen met de mededeling, dat een der feestgangers
„wegens dronkenschap buiten staat geoordeeld
werd voor de vergadering te verschijnen". De man
kon niet eens staan, laat staan „binnenstaan".
De bewoners van de vrouwenzaal lieten zich trou
wens in dit opzicht ook niet helemaal onbetuigd.
Een zekere Leentje H. „Magdalena", schrijft statig
de notulist gaf hier blijk van een even grote vin
dingrijkheid als hardnekkigheid. Zij was op een
avond „in beschonken toestand na het verwekken
van straatschandaal thuisgekomen". De opgelegde
straf had evenwel niet heilzaam gewerkt. Want,
kennelijk om haar dorst te kunnen lessen, maakte
zij zich daarna verschillende malen schuldig aan
bedelarij. Zij zou dit winstgevend bedrijf stellig nog
enige tijd met succes hebben uitgeoefend, indien zij
niet op een kwade dag, in haar onwetendheid, bij
de voorzitter der regenten aan de bel had getrokken.
Maar, zoals gezegd, deze Leentje was vindingrijk en
wij treffen haar enige tijd later weer aan in de def
tige regentenkamer om terecht te staan voor het
feit, dat zij kledingstukken van het huis naar de
lommerd had gebracht.
Vaak lezen wij dat, ondanks een herhaaldelijk her
nieuwd verbod, jenever het huis wordt binnengesmok
keld en ter plaatse genuttigd. En daaraan, hoewel
zeker niet alléén daaraan,
zal het wel te wijten zijn
dat de notulen zo dikwijls
melding moeten maken
van gekijf en van vechtparijten op de mannen- en
zelfs op de vrouwenzaal, vooral wanneer het per
sonen betrof van een „driftige kwaadaardige ge
moedsgesteldheid". De stemming in
„het Huis" was dus niet bepaald
je dat.
De regenten wisten er anders wel
raad mee; of moeten wij liever zeg
gen dat zij er geen raad mee wisten?
Onafgebroken zochten zij hun heil in
straffen, die echter noch tot waar
schuwing van de anderen, noch tot
bekering van de delinquent enig nut
bleken bij te dragen. Een, drie, soms
zelfs zes maanden huisarrest; en in
het ergste geval: verwijdering uit
het gesticht.
De genotuleerdeovertredingenont-
hullen ons vaak op verrassende wijze
waaraan het schortte bij de verzor
ging. De zalen werden matig ver
warmd, voor sommige oude lieden
bepaald onvoldoende. Het kwam dan
ook nog al eens voor, dat deze of gene
gloeiende kolen in een test onder
het bed zette, hetgeen vanwege het
brandgevaar uiteraard niet getole
reerd kon worden. Iets anders: som
mige verpleegden hadden er blijkbaar