Het tegenwoordige 34 behoefte aan om tussentijds hun honger te stillen, en daarom eigenden zij zich soms toe wat bij de maal tijden overschoot; dit kon echter geen genade vinden in de ogen van de binnenvader, die zorgen moest dat hij ,,uit"-kwam, zodat wij de zondaars op de eerstvolgende vergadering voor regenten zien ver schijnen. In 1897 besloot men om voortaan 's morgens aan de verpleegden een kop koffie te verstrekken. Inzake de voedselvoorziening van het gesticht ver schaffen de notulen ons uitvoerige inlichtingen. Op gezette tijden toog een deskundige regent naar de Rotterdamse markt om een aantal „koebeesten" voor het huis te kopen, terwijl inschrijvingen werden opengesteld tot levering van varkens, alsook van grote partijen grutten, kaas, aardappelen en andere levensmiddelen. Maar het is zonder meer niet te zeg gen of al deze hoeveelheden een rantsoenering per hoofd waarborgden, die voldoende mocht heten. Het is opmerkelijk, dat in 1899 de voorzitters van het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond, van Patrimonium en van de R.K. Volksbond zich tot alvast te besluiten tot het aannemen van „eene geschikte vrouw van middelbare leeftijd, teneinde bij het verplegen der zieken de binnenmoeder be hulpzaam te zijn en die tevens genegen is tot naai en verstelwerk en zoo noodige andere huiselijke be zigheden". Het bekende schaap met vijf poten dus. Telkens valt het ons op hoe weinig aandacht er geschonken werd aan de hygiëne. De bejaarden woonden en aten op de zaal waar zij sliepen. Tot in het laatste kwart van de negentiende eeuw waren de bedsteden fraai gecamoufleerd door deuren, met groen gaas bekleed. En wat te denken van het volgende citaat uit de notulen van 9 oktober 1906: „Verder wordt door de dames-regenten er op ge wezen dat in de mannenafdeling zich ongedierte heeft vertoond, zodat besloten wordt in het voor jaar tot zuivering van dat gedeelte der inrichting over te gaan"! Dat ernstig euvel kon dus wel besten digd blijven tot de schoonmaak. Het zijn slechts enkele losse grepen uit een veel heid van materiaal. Wie erin leest ontkomt niet regenten wendden met klachten over de voeding en de verpleging der bejaarden. Al slaagt de presi dent er in de meeste klachten te weerleggen, hij ziet zich toch genoodzaakt de toezegging te doen dat een onderzoek zal worden ingesteld naar de moge lijkheden tot verbetering. Wij kijken dan wel even verwonderd op wanneer wij bijna drie jaar later, tijdens een gecombineerde vergadering van regenten en regentessen, de presidente der laatsten horen klagen „dat de verpleging toch zo veel te wensen overlaat" en de president verklaart dit „ten volle te beamen"! Opnieuw zal men zich beraden over de oplossing van dit vraagstuk; in ieder geval is men zo voortvarend tijdens deze zelfde vergadering „Of ik niet liever op mezelf zou willen wonenIn een huisje apart, bedoelt u? Niet graag. Want denk eens aan al die soesa. Het eten, de afwas, je kleren en het alleen zijn! Laat mij maar in het Gasthuis. En nou hebben we tien minuten gepraat. Kan ik er nu vandoor? Ik moet nog een boodschapje doen!" Dit is dan jan Osephius, oud 75 jaar. Hij is nu negen jaar in het Sint Jacobsgasthuis en met hem zitten er vele oude klantjes van hem. Eerst zaten ze over de hele stad verspreid en nu zitten ze bij elkaar in het Sint Jacobsgasthuis. Zo is nou het leven. Vroeger bracht hij hun de bakkers- produkten, want hij was broodbezorger. Als je dat een keer in de benen zit, is het er zelfs op je 75ste jaar niet uit. je blijft boodschappen doen. Dat houdt een mens fit. „Heb u nog wat te doen voor me," vraagt Ose phius, „want ik ga naar de stad. Ik rij nog op mijn flets door het drukste verkeer. Ik doe de boodschappen voor het hele huis. Ik doe het, zolang ik het kan! En de directrice zegt: Fijn, dat je dat voor me wilt doen. Voor haar zou ik niet durven zeggen: Ik doe het niet meer. Want dag en nacht staat ze klaar voor ons.... Het is hier wel een rusthuis, maar van het stilzitten word je maar vervelend. En je komt hier tot je recht. Ben je broodbezorger geweest, dan als man van de boodschappen. Ben je schilder geweest, dan als schilder. Vraag maar aan Pletten- berg." En we vragen het aan H. Plettenberg, oud 76 jaar, die vroeger schilder is geweest? „En? meneer

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1959 | | pagina 14