Hoe woont men in de bejaardenflats
ZORG VOOR
36
hij zich terug in de kajuit. Dan zoekt hij vrouwelijk
gezelschap. Alles in eer en deugd: hij speelt een potje
schaak met een vrouwelijke partner. Soms wint hij,
maar de meeste keren wint zijn vriendin. Bovendien
kent ze al zijn verhalen. En ze zegt: ,,Nee Nico, dat
van die kaaiman, die je kameraad heeft opgegeten,
dat is te erg; dat wil ik liever niet meer horen!"
Maar Nico vertelt het toch, want deze kans is te mooi
de kans om 't in de krant te krijgen. „Alleen wonen?
Voor geen geld! Ik ben hier best tevreden. Eén keer
moet je de consequenties aanvaarden van het oud
zijn. Ja, vroeger! bij de Marine. Een hard leven, maar
mooi en afwisselend. In 118 dagen zeilden we rond
Kaap Hoorn. Als jongen van 12 stond ik in de Kaar
senfabriek en ik zei tegen mezelf: Zullen ze hier
kaarsen maken van jouw vet, zei ik, ik vraag mijn
ouwe of ik naar de Marine mag. Ik ging naar Den
Helder en monsterde aan als matroos derde klas
op een wachtschip...."
„En u is juffrouw Noordzij?"
„Ja, dat ben ik. En ik ben 77. Ik sta 's morgens om
zeven uur op. Dat is hier zo de regel. Je hoeft je daar
niet aan te houden, hoor, maar ik doe dat wel. Ik
heb heus nog werk genoeg. Mijn huishoudelijke
boeltje. De was aan kant. Ik naai de spullen zelf en
doe het ook nog voor meneer Van Wassenaar. Jawel,
ik ben zijn partner bij het schaken. Ik ben costuum-
naaister geweest, 'k Heb het altijd zo vreselijk druk
gehad. Natuurlijk, ik heb veel geld verdiend en een
huis gekocht en later nog een winkel, maar mijn
leven is er mee heen gegaan. Ik zou het nu anders
aanpakken, iets meer voor mezelf. Wat meer roman
tiek. Het komt nu wel goed te pas: ik kan me be
druipen en dat is mooi. Met Van Wassenaar schaak
ik vaak om de keizer zijn baard. Maar we zijn er ook
samen uit geweest. Naar Zwitserland zelfs, maar dat
durven wij nu niet meer aan. We blijven dichter bij
huis. Van de zomer naar Bennekom.
Ik had er eerst geen zin in om hier te gaan wonen,
maar het is best meegevallen. Mijn zuster stierf
en toen bleef ik alleen over. Twee keer werd ik ziek
die winter, en niemand om mij op te passen. Toen
ben ik dan maar hierheen gekomen en ik heb er geen
spijt van. Ik maak nu geen mantels meer, maar zou
er nog best zin in hebben. Ach ja, zo'n mooie mantel:
Jammer, dat ik het niet meer durf.
Een bakker, een schilder en een zeeman. En op
een tafeltje, een familie-album. Jeugdportretten van
vijftig, zestig jaar geleden Ook portretten van kort
geleden gestorven familieleden. En daartussenin
het rijke leven. Een bakker, die zijn oude klanten
terugvindt in het Sint Jacobsgasthuis en prompt
weer het loopwerk voor ze doet. Een schilder, die
nog de kwast hanteert, omdat zijn moderne collega
een kozijn vergeet. Een zeeman, die tot in zijn laatste
kwarteeuw passagiert. En een kostuumnaaister,
die op haar 77ste doet, waarvoor ze haar hele leven
geen tijd heeft gehad: schaakspelen met een zeeman,
luisteren naar zijn wilde verhalen, plannen maken
voor een gezamenlijke vakantie, zo niet in Zwitser
land, dan toch in Bennekom. Het lijkt ons niet gek
in het Sint Jacobsgasthuis. Men komt hier tot zijn
recht ook na zijn 70ste jaar. leder naar zijn eigen
aard
Wie langs de Emmaflat aan de Burg. Stulemeijerlaan komt, leest de liefde voor het leven
af van de planten, die voor de ramen staan. Achter de meeste vensters is er een vrouwenhand,
die de planten water geeft, die de kanarie verzorgt, die melk giet op het schoteltje van de
poes. Er is hier bij de meeste bewoners sterk de verzorgingsdrang, die niet alleen de plant,
de kat en de kanarie in leven houdt, maar ook in deze late jaren het eigen leven staande
houdt. Maar het accent ligt in deze levens anders dan in het Sint Jacobsgasthuis. Het is
goed wonen in de Emmaflat, maar de perspectieven zijn minder zeker dan daar in het
Gasthuis. De gedachten verwijlen vaker bij de donkere dingen van het leven. Men kan
elkaar nu nog steunen, maar hoe gaat het later als er iets zou gebeuren Niet ieder be
jaarde doet de stap over de drempel inééns. Hoe gaat het indien men ziek en hulpbehoe
vend wordt? Men leeft er voort, maar is doordrongen van het feit, dat er aan deze bejaar
denflats iets ontbreekt.
„We koken samen," zegt Jacob Hoogerboord, die
twintig jaar geleden kapper was, „we doen het samen
en dat gaat best. Mijn vrouw moet zich wat ontzien.
Daarom doe ik de was en het andere werk, hoewel ik
ook niet zo best meer voort kan als vroeger. Ja,
als ik ziek word, dan wordt dat lastig. Dat er voor
de bewoners gezamenlijk gekookt „wier", dat zou
er bij moeten. De vrouw is op dieet. Geen vlees en
geen vet. En ik eet geen fruit. De dokter komt regel
matig voor mijn vrouw. Nee, eenzaam zijn we ge
lukkig niet, want elke donderdag komt er een juf
frouw werken. Geen familielid. Ze komt zo maar
en zonder er wat voor te krijgen. We noemen haar
tante Sies. Schrijf het maar gerust met een hoofd
letter. Ik moet je maar eens komen helpen, zegt ze,
je hoeft maar te kikken en ik ben bij je. Ze wil niet
eens een kwartje hebben voor die kleine meid van
haar. Ik vraag toch niet om geld. zegt ze. Dertig,