-
134
heden dagelijks nauwlettend volgen.
Tot zich eindelijk een paalstomp
vertoonde die nog stevig in de
grond bleek te zitten. Daarnaast
een tweede, en een derdeAls
leden van de archeologische werk
groep „Helinium" wisten zij precies
wat hun nu te doen stond. Voor
zichtig maakten zij de paalkoppen
vrij van de omringende grond: een
keurige rechthoek vertoonde zich,
meer naar binnen enkele zwaardere
palen. Een wetenschappelijk onder
zoek door de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek
volgde. Dank zij de medewerking
van de Dienst van de Rijkswater
staat kon het gehele grondplan
worden onderzocht en opgetekend.
Maar nog bleek de bodem niet
uitgeput. Want een maand later
kwam op enige honderden meters
afstand, in een andere sector van het
graafwerk, een stuk gave vlecht-
wand te voorschijn, zeker 3.50 m
lang en 1.40 m hoog. De heer Kaal
riep terstond weer zijn oudheid
kundige vrienden erbij, zodat ook
deze, voor westelijk Nederland
unieke, vondst volledig bestudeerd,
getekend en gefotografeerd kon
worden. De rest van de woning was
reeds vergraven. De tenen van
het vlechtwerk bleken 3,5 tot 5 cm
dik te zijn, in goede overeenstem
ming met wat in de woning reeds
was gevonden. Maar hogerop
in de vlechtwand vertoonden zich
nog andere palen, blijkbaar minder
diep in de grond gedreven, en met
een eigen vlechtwerk. Trouwens, het
onderste vlechtwerk ontbrak op die
hoogte. En toen herinnerde men
zich een probleem, dat al bij de
boerderij was gerezen.
Daar bleken nl. verschillende
palen veel minder diep te staan dan
de overige. Doch niet alleen dat. Bij
het onderzoek van de ondergrond
van de woning was men tot de
ontdekking gekomen, dat deze was
opgehoogd. Met kluiten veen en
klei, door elkaar liggend alsof ze
met de schop waren gestoken en
opgeworpen. De opgebrachte laag,
aan drie zijden ook buiten de wo
ning aangetroffen, bleek ongeveer
60 cm dik. Deze ophoging kon
slechts één ding betekenen: de
bewoners hadden maatregelen ge
nomen tegen hun en onze aarts
vijand, het water. Dat hen bedreig
de in de vorm van overstroming of
rijzend grondwater! Welnu, het
verderop gelegen stuk vlechtwand
bewijst, dat dit water er inderdaad
geweest is. De onderste vlechtwand
stond nl. temidden van aangeslibd
materiaal: afwisselende laagjes klei
en zavel (zandige klei). Waar
schijnlijk werd de woning, waar de
ze vlechtwand deel van uitmaakte,
zwaar beschadigd of zelfs geheel
weggeslagen tijdens deze waters
nood. Echter, op dezelfde plaats,
kenbaar aan de nog boven de aan
geslibde klei uitstekende paalkop
pen, bouwde men een nieuwe hoeve.
En de oude paaleinden benutte
men om er de eerste slagen van de
nieuwe vlechtwand aan te veran
keren. Overigens sloeg men de
nieuwe palen min of meer tussen de
oude in de grond. Neen, dom waren
ze niet, die dobbelaars!
Kende men deze woningen nu
reeds van elders, of heeft Schiedam
de primeur, zoals Vlaardingen deze
had met zijn zg. „Keltische" boer
derijen In de jaren vóór de oorlog
heeft men Friese hoeven bloot gelegd
op de terp van Ezinge (Gr.). De
Schiedamse woning sluit hier in vele
opzichten redelijk bij aan. Ook te
Santpoort (1955) en te Haamstede
(1958) leerde men soortgelijke wo
ningen kennen, terwijl juist in
september jl. te Krommenie (N.H.)
de eerste van een drietal Friese
boerderijen uit de eerste eeuw
werd opgegraven. Deze hoeve be
vatte een lemen vloer, alsook twee
haardplekken: kleiplaten, waarop
het haardvuur werd aangelegd.
Waarom vindt men die niet te
Schiedam? Dit is gemakkelijk in te
zien, want te Krommenie woonde
men op het veen en moest men dus
zorg dragen geen veenbrand te
stichten. Vandaar ook, dat de
Keltische hoeven in de Broekpolder
te Vlaardingen steeds haardplekken
hebben, die bestaan uit een dikke
laag zavelDe boerderij te Schiedam
lag echter reeds op klei en de
genoemde voorzorgen waren dus
geheel overbodig. Men kon hier dan
ook met een lichte rietstro-vloer
bedekking volstaan. Dat de rietstro-
laag in de Broekpolder veel dikker
was, vindt zijn verklaring in het
feit, dat daar op zij het hoge en
althans aanvankelijk goed gedrai
neerdeveenbulten werd gewoond.
Hoe is het nu mogelijk, dat van
deze woningen, die toch zo ongeveer
1800 (de Keltische zelfs 2000) jaar
geleden werden gebouwd, nog zove
le bouwelementen bewaard zijn
gebleven De oorzaak hiervan moet
gezocht worden in het grondwater.
Doordat in de 3de eeuw na Chr.
wederom een langdurige periode
van overstromingen de lage kust
gebieden grotendeels onbewoon
baar maakte, nieuwe klei afzette,
maar ook het grondwaterpeil ver
hoogde, hebben al deze plantedelen,
zoals hout, stro enz., voortdurend
onder water gestaan en waren zo
voor bederf gevrijwaard.
Deze omstandigheid opent voor
ons dan ook nog wijde perspectie
ven. Ongetwijfeld bevat de Schie
damse bodem, in de stad en zeker
die der omliggende polders, nog
menige Fries-Bataafse boerderij, al
of niet met bijgebouwen, en zijn
ook vondsten uit andere perioden
geenszins uitgesloten. Moge de „hel
derziendheid" van de Schiedammer
Kaal en zijn vrienden zich in de
toekomst aan vele hunner stad
genoten meedelen. Tot meerdere
roem van Schiedam en tot verrijking
van onze kennis der vaderlandse
oudheid.
H.J. VERHAGEN
—c.
De vlechtwand van een inheems huis uit de
Romeinse tijd. De onderste en bovenste vlecht
wand, met hun palen, zijn duidelijk van elkaar
te onderscheiden. H. Apon bezig met het uit-
prepareren van het vlechtwerk. (Foto H. J.
Verhagen).