t o n i; nrn II t e n
3 c a i x d a at
AAVjilVCvifJCv» iv» ccvi
182
Schiedamsche Burgerij! met al uw achtb're Vaderen!
Door 's Hemels gunst verlicht, zien wij den dag weer naderen,
Dien eersteling des Jaars, waarop in vreugd of smart,
De heilwensch stroomend vloeit uit ieders dankbaar hart.
Zó vangt dan aan de:
,,Nieuwe-Jaars-Heil- en Zegewensen van de Tam
bours, Aan den Heer Kollonel, en verdere Officieren
van de Schutterij der Stad Schiedam, Bij den aanvang
van het Jaar 1827."
Het is een groot, door de vele jaren vergrauwd
dokument, waarvan de tekst uit tal van eerbiedige
wensen bestaat, uitgevoerd in versregelen. Het op
schrift hierboven is groot van letter en sierlijk-syme-
trisch van opmaak. Fijngetekende ranken omarmen
de verzen.
Oude nieuwjaarswensen, zorgvuldig en gewetens
vol opgesteld aan het eind van ettelijke oude jaren,
liggen netjes opgeborgen in een nieuwe, grijs-stalen
kantoorkost in het Stedelijk Museum. Ze liggen er
met vloeipapier ertussen. Sommige wensen zijn zó
oud en door de latere generaties zó dikwijls open
en weer dicht gevouwen, dat er gaten zijn gekomen
op de kruispunten der vouwen. De foliovellen vol
wensen hebben een beige tint gekregen en het papier
heeft een vage muffe lucht, maar bij het lezen van deze
verzen ontwaakt heel de vorige eeuw, vol van kleu
rige nuances, vol van een sfeer, die afschrikt en boeit
tegelijk.
De toon van de verzen is meestal ernstig. De terug
blik op het voorbije jaar gewaagt somber van ziekte
en dood, van honger en van kommervolle tijden. De
blik op het komende jaar is behoedzaam. Duidelijk
blijkt hieruit de levens-onzekerheid, de onzekerheid
van het hele bestaan. De dood was voor die mensen
een levende werkelijkheid.
Anders zijn de familiewensen. Dat werden komplete
familiestukken. Ze getuigen van een eerbied, een
dankbaarheid aan weldoeners, een gehechtheid aan
de oudsten in de familie, die ons bijna onecht voor
komt.
Ook deze wensen zijn omrankt door ovale kransen
met soms bovenaan in het midden een engel en verder
fraai gekleurde bloemen, bladeren en eikeltjes. Er
zijn er ook met goed-geproportionneerde godinnen,
in wier armen de uitpuilende hoorn des overvloeds.
De letters zijn met zwarte inkt op het papier getrok
ken en hebben krullen, gróter dan de woorden, en
woorden gróter dan de gedachten.
De oudste nieuwjaarswens, in het Stedelijk Museum
aanwezig, is die der „klapwakers". Midden boven de
wens staan figuurtjes getekend, mannen met een ratel
en een soort hellebaard, meestal vergezeld van een
paar magere sluiphonden.
Zij riepen de tijd om, ratelden de mensen wakker
en speurden in donkere uren naar de misdaad. De
nieuwjaarswens is bestemd voor „alle Heeren, Koop
lieden, Burgers en Inwoonders der Stad Schiedam
op den ingang van het Jaar na de geboorte onzes
Heeren Jezus Christus 1796. Twee en dertig jaar
later richt Klapwaker Huybregt Glansdorp persoon
lijk een heilwens aan alle inwoonders van ons Dorp
de Kethel, Spaland en Matenes".
In de nieuwjaarswensen van die oude nachtwakers
zowel als van de andere werklieden lezen we van de
barre tijden, van de werkman, die machteloos moet
toezien hoe zijn gezin verkommert en verhongert.
De werkdagen zijn onmenselijk lang, het loon is
schamel en de angst voor elke nieuwe dag is er nor
maal.
Waaruit het werk van de lantaarnvulders en aan
stekers wel bestaat zien we in de nieuwjaarswens
van 1817:
„Nu ziet ge ons vulders van de lampen,
tegen wind en regen kampen,
In dit barre jaargetij,
Ziet ge ons daaglijks zwoegen, slaaven,
Met de kan en ladder draven,
Denkt, dit doen zij ook voor mij.
Vraagt niet, welk nut wij stigten,
Zonder ons kan men niet lichten,
Eer de duisternis genaakt,
Zijn de Lampjes vol gegoten,
En de Pitjes afgesnoten,
Nieuwjaarswens van Schiedomse Torenwachters
HI10 WIÏAAH8- BUI- ES ZUISWISlCB
us
l»m allr Nt"> fli.il. Ml niJ.11 IIVI.IW. Ara*» Mat.
Bij Hen aanvang ran hel nckrikteljaar 1800.
-••»»».#• .SKJS».