ALLE
VOLKEREN DER
AARDE
dis inspiratiebron was van het aardse karakter, waarvan de godenwereld der Romeinen
184
Het is tekenend voor de positie van het Christendom en de ouderdom
van Europa, dat geleidelijk aan de creatieve beleving van de heilsfeiten
jttt verschuift naar de randgebieden der Westerse beschaving.
-tlCt J\P.rSlS^COGUI'CTl De grote ontmoeting tussen beschaving en christelijk leven heeft zich
afgespeeld in het oude Rome, in een profaan leefklimaat, dat leek te
j dorsten naar een nieuwe gedachte, een boodschap, die duidelijk ontdaan
was doortrokken. Romano Guardini heeft het in „Das Ende der
Neuzeit" zo voortreffelijk weergegeven: de antieke beschaving kende
geen bestel buiten het aardse, zijn goden waren hoogstens vergrote
projecties van de mens, behept met dezelfde kwaliteiten en ondeugden.
Op dit klimaat lijkt het feit van de Menswording van Gods Zoon bijna
nauwkeurig afgestemd. Christus werd Vlees en trad daardoor binnen
in het aards bestel, dat in de antieke ogen een soort alleenrecht bezat.
De Christus-figuur staat dan ook centraal in de
beeldende kunst der oude christenheid.
God de Vader is niet Mens geworden en hoort der
halve niet tot de beeldbare wereld der klassieke tijd.
In het Münchener National Museum bevindt zich een
merkwaardig ivoor, waarop in één tafereel de Ver
rijzenis en de Hemelvaart van de Christus is uitge
beeld. Met typische zin voor de onverbrekelijke samen
hang der heilsgebeurtenissen koppelde de ivoorsnijder
beide feiten aaneen in één vaart uit het graf naar de
hemel. Het overigens echt romeins-realistische tafe
reel krijgt in de rechter-bovenhoek een merkwaardig
tegenaccent in een hand, die vanuit een wolk de op
stijgende Christus wordt toegestoken. Duidelijk doet
de kunstenaar hier een eerste en schuchtere poging
boven het aardse bestel uit te reiken naar de Vader,
Die nimmer onze mede-mens en lotgenoot werd,
maar slechts vanuit een wolk sprak, toen Christus in
de Jordaan werd gedoopt.
Een dergelijk tafereel uit de 4de eeuw bewijst de
spanning, die het verbeelden der heilsgeschiedenis
reeds van het begin af aan moest oproepen. En tevens
wordt in dit ivoor ten duidelijkste gedemonstreerd
van welk een bijzondere betekenis Christus' Mens
wording ook voor de werfkracht van de nieuwe leer
in de antieke wereld moet zijn geweest. Christus'
Menselijkheid is misschien een versluiering van zijn
Goddelijkheid, maar daarnaast een doorbraak van
het goddelijke in een nog volkomen aards gericht
bestel.
Het Münchener Paasmorgen-ivoor, dat wij hier be
schreven, is dus aan de ene kant van betekenis als
uiting van een niet genoeg te waarderen drang tot
synthese, die de antieke Christenheid kenmerkte. Het
specialistische stramien van een kerkelijk jaar met
diverse feestdagen ter herdenking van uiteenlopende
feiten uit de heilshistorie was nog niet tot ontwik
keling gekomen. Nog steeds stond de gedachte voorop
van de menselijke verlossing, die de daartoe nood
zakelijke voorwaarden als het ware in de schaduw
stelde. Maar tegelijkertijd laat dit Romeinse kunst-
Romeins Paasmorgen-ivoor uit de
vierde eeuw na Christus