£ev» Ui
ifj cv vu'cf..»
36
Het stadhuis is niet nieuw. Het staat breder en
langer, als in een lachspiegel, in de neus en het portier
van de zwarte glimmende auto's die elke dag voor
rijden, vele keren per dag. Het oude stadhuis heeft
een stenen trap naar het bordes. Deze stenen trap
is grijs en kiest dus niet tussen het wit en het zwart
dat hij dagelijks boven zich ziet, probeert wellicht
zich zo te verheffen tot de gouden middenweg. Het
is waar, dat de trap klaarstaat voor een belangrijke
taak. Hij maakt het mogelijk, dat in de grote zaal
van het stadhuis twee mensen 'ja' kunnen zeggen,
op 'de mooiste dag van hun leven', ook al schijnt de
zon niet.
En dit 'ja' wordt later vertaald in de krant, onder
het kopje 'burgerlijke stand': Getrouwd J. Bruidegom
en F. Bruid. Die J. is van Jan, de F. van Fientje. Vijfen
twintig jaar terug stonden zij ook onder dat kopje:
Geboren.... Hun levensloop begon. Daarvoor was
o.a. nodig: de winkel voor hun luiers e.d., de kerk
waar ze werden gedoopt, de speeltuin met de zilveren
schommels, de school voor Aap Noot Mies en de tafels.
Het was er allemaal. Totdat er een huis moest zijn.
Want Jan en Fien hadden elkaar ontmoet en wilden
na verloop van tijd trouwen.
Dat huis was er niet. Maar in de dagen dat Jan en
Fien buiten de stad langs de weilanden liepen, werden
in kantoren lijnen gezet op geduldig papier. Zware
mannen achter zware sigaren kwamen ook naar de
weilanden van Jan en Fien. En een tijd later: auto's
met zand, vele auto's met zand. Daarna: een hei
machine, heipalen. Toen: auto's met stenen, een
betonmolen, houten palen, mannen die gingen met
selen, timmeren, schilderen. Zo zagen Jan en Fien
hun huis komen; waar zij wandelden zouden zij wonen.
Zo ontstond een splinternieuwe wijk, waar eerst
koeien stonden, jongens slootje sprongen en visjes
vingen. Er kwamen bewoners en met hen de voor
werpen: spiegels, glazen, bekers, boeken, vogel
kooien, prenten, radio's, flesjes, tassen, lepels, piano's,
al die dienaren en dienaressen van de mensen.
Bakkers fietsten om het hardst naar nieuwe klan
ten, melkbezorgers namen 's morgens meer flessen
mee. Er kwam blijdschap, plezier, gelach, verdriet,
hoop, pijn, lawaai, angst, hondengeblaf, moed,
muziek, werklust, warmte, geluk, ziekte, voorspoed,
geldgebrek, feest.
De mensen woonden er, dat was duidelijk. Som
migen versierden hun huis met een rode markies,
blauwe gordijnen, een grote bloem. In de zomer lag de
zon languit en breeduit op het plein. Op zomer
avonden viel muziek uit de open ramen, vlagden
velen met handdoeken, een hulde aan de zon, een
viering van de zomeravond.
En op een dag werd op nummer 26 Jan Eega ge
boren. Een jaar later op 142 Fientje Eegade.
De winkel voor de luiers was er, de kerk was er,
een glazen kerk, de speeltuin was er. De school was
er ook. Er viel veel licht op de plaat van Wim, Zus
en Jet. De grootste wolk paste gemakkelijk in het
raam. Er was een leeszaal vol 'spannende boeken'.
Er was een zwembad, dat Groenoord heette, waar
de zon maar licht en warmte uitdeelde aan de op
gegroeide Jan en Fientje. Inderdaad, zij ontmoetten
elkaar, in het wijkcentrum, en besloten, op een
avond, te gaan trouwen. Maar een huis was er
niet
KAREL SCHOLTEN