De Sehiedam
Gemeenschap
Zuilen gemeenschap
75
ORGAAN VAN DE STICHTING DE SCHIEDAMSE GEMEENSCHAP JAARGANG 12 - No. U - JULI 1960
Het lijkt een hachelijke onderneming om in deze
zomerse dagen een artikel te schrijven over zuilen
(en) gemeenschap. Wij kunnen ons voorstellen, dat
de titel reeds reminiscenties oproept aan schijnbare
tegenstellingen in onze samenleving. Wanneer wij
namelijk over „zuilen" spreken, dan denken wij
onwillekeurig aan de groepen, waarin onze bevolking
zo graag wordt ingedeeld, m.a.w. aan typisch Neder
landse eigenschappen. Nu moge het waar zijn, dat
het zuilenbegrip in Nederland dermate verwant is
met het Nederlandse volkskarakter, dat het vrijwel
ondenkbaar is over het Nederlandse volk te spreken
als een gemeenschap. Toch behoeven wij aan dit
begrip niet zulk een tragische betekenis te hechten.
Immers: de historie heeft bij herhaling bewezen, dat
de gemeenschapsgedachte in ons volk wel degelijk
lééft. Misschien en dat lijkt een gewaagde veronder
stelling juist omdat in de z.g. zuilen zélf deze
gemeenschapsgedachte zo sterk spreekt.
Wanneer wij schrijven over ZUILEN GEMEEN
SCHAP, dan kunnen wij daaraan drieërlei betekenis
hechten: een verzuilde gemeenschap, de tegen
stelling zuilen en gemeenschap en ten slotte de ge
meenschap in verbondenheid met de zuilen. Het is
deze laatste betekenis, welke wij in dit artikel in het
bijzonder willen belichten, omdat wij vanuit ons
gemeenschapswerk deze onderlinge verbondenheid
onmisbaar achten. Reeds eerder hebben wij op dit
punt een duidelijke uitspraak gedaan, doch wij
menen, dat het goed is ons standpunt te beklemtonen,
omdat wij een verzuilde gemeenschap niet reëel
achten, maar evenmin een tegenstelling tussen zuilen
en gemeenschap. Wij beroepen ons op een uitspraak
van Prof. Dr. G. Brillenburg Wurth, die gezegd
heeft, dat „de contacten in de maatschappij tussen
de mensen te veelvuldig zijn om een verzuiling te aan
vaarden." „Verzuiling is isolement terwille van het
isolement", betoogt deze hoogleraar en wij zijn het
met deze uitspraak volledig eens. Het zou echter van
kortzichtigheid getuigen, wanneer wij het bestaan
van zuilen zouden ontkennen. Integendeel: wij er
kennen het bestaan van de zuilen en kunnen ons daar
over zelfs verheugen, omdat deze bevolkingsgroepen
een wezenlijke bijdrage kunnen leveren tot ontplooiing
van de gemeenschapsgedachte. Wij menen echter
tevens, dat dit gemeenschapsleven tè waardevol is,
dan dat dit zou kunnen worden afgebakend. Wat
wij ideaal achten is niet een verzuiling, een even
redige vertegenwoordiging dus in onze gemeenschap,
maar een gemeenschap, waarin alle bevolkingsgroepen
zijn vertegenwoordigd en waarin zij hun stem kunnen
laten horen. Wij menen te mogen stellen, dat de
Schiedamse Gemeenschap hiernaar steeds heeft ge
streefd, dat altijd rekening werd gehouden met de
verlangens van de verschillende bevolkingsgroepen en
dat wij vanuit de bestaande zuilen willen streven naar
een waarlijk hechte gemeenschap. Het is onze taak en
onze opdracht, om de samenleving te dienen en een
verbinding tot stand te brengen tussen alle bevol
kingsgroepen, in de wetenschap, dat wij elkander
nodig hebben om in onze gecompliceerde samen
leving tot een goed onderling begrip te komen. Op
alle terreinen des levens is samenwerking nodig en
wanneer wij spreken over gemeenschapswerk dan is
het gescheiden optrekken onmogelijk. De gemeen
schapsgedachte vooronderstelt namelijk een ver
bondenheid met onze medemensen.
De W.