En wanneer, na jaren van intense voorbereiding, de werf in 1905 met
de werkzaamheden aanvangt en de directie kantoorgebouwen en fa
briekshallen ter bezichtiging heeft opengesteld, lezen wij op 11 mei
in hetzelfde blad: „Mogen weldra meerdere van dit soort bedrijven vol
gen, opdat Schiedam uit zijn tijdelijk verval herleve en eenmaal een
plaats zal innemen in de rij van grootindustrie-steden, waartoe haar
ligging haar voorbeschikt."
Hoe de hoop op een nieuwe toekomst levendig was niet alleen bij hen
die het roer van de stad in handen hielden, maar ook onder brede lagen
van de bevolking, blijkt mede uit een passage in Zoetmulder's prachtige
roman „Het gezin van Herman Leyter". Misschien kent u dit werk nog
niet Mag ik u dan aanraden het eens te lezen In zijn twee delen„Nieu
we wegen" en „Naar het einde" geeft het een voortreffelijk beeld juist
van die periode waarin de branders, als met de rug tegen de muur,
vochten om hun bedrijven gaande te houden. Tevergeefs overigens.
Herman Leyter dan, welgesteld brander, bewoont een royaal huis aan
de Korte Haven. Tegenover hem heeft zich sedert enkele dagen het
gezin De Borgas gevestigd. Leyter kent de familie nog niet, maar heeft
zo bij geruchte wel het een en ander vernomen. Immers: „de kleinsteedse,
bemoeizieke praatlust had zich reeds lang met de familie De Borgas
bezig gehouden; maar de verhalen waren tegenstrijdig geweest van het
ogenblik af dat bekend was geworden dat, aan de Maaskant, een grote
lap grond was verkocht voor een te bouwen motorenfabriek. Het was de
eerste nieuwe industrie van importantie, die zich in Schiedam kwam
vestigen en er waren er reeds die voorspelden: dit was het begin van de
grote verandering, nodig voor de herleving van de stad; de oude mout
wijnindustrie ging plaats maken voor andere takken van nijverheid
Moeten wij nog vragen wie deze De Borgas was
Zoetmulder die, dit blijkt uit heel zijn werk, de sfeer in en rondom de
branderskringen door en door kende, geeft in deze passage ongetwijfeld
weer wat in die dagen aan hoopvolle verwachtingen onder de burgerij
leefde.
En een wandeling langs de Maas, op de dag van heden, kan ons leren
dat die verwachtingen niet beschaamd zijn geworden.
Drs. P. Th. J. KUYER
DECLAMATIEWEDSTRIJD
In de eerste dagen van het komende jaar
zal er een, voor Schiedam volkomen nieuwe,
gebeurtenis plaatshebben. Onder auspi
ciën van de Schiedamse Gemeenschap zal
een declamatiewedstrijd worden gehouden
voor leerlingen van alle scholen van voort
gezet onderwijs in onze stad.
Gestreden zal worden in twee groepen,
die elk hun eigen prijzen zullen krijgen.
Groep één omvat de leerlingen van gymna
sium, hogereburgerschool en lyceum;
groep twee omvat de leerlingen van u.l.o.
en nijverheidsscholen.
Na een voorronde in de middaguren,
zal des avonds, onder het keurend oog ener
jury, de finale van het „Stadjuweel" plaats
vinden. Deze finale zal worden opgeluisterd
door de bekende harpiste mevrouw Lea
de Boer met harpspel en gezongen balladen
uit vele landen.
VERENIGINGSLEVEN
Het is een typisch verschijnsel, dat men in
het verenigingsleven van een omkering
der seizoenen kan spreken. Als de lente
allerwegen nieuw leven naar buiten lokt,
taant de belangstelling voor het samen
werken en dwarrelen bestuur en leden als
dorre herfstbladeren uit elkaar. Maar
nauwelijks beginnen de echte bladeren te
vallen, of op tal van plaatsen in de stad
ontluikt het verenigingsleven en vangt aan
een koortsachtige activiteit te ontplooien.
Bijna dagelijks lezen we in de krant
berichten over nieuwe plannen. Ondanks
de sombere voorspellingen, ondanks de
televisie, levende verenigingen weer op en
niet alleen nieuwe plannen worden gelan
ceerd, ook merkt men hier en daar een
heel nieuwe aanpak van oude problemen.
Wij kunnen er blij om zijn, want als de
verenigingen leven, dan leeft de gemeen
schap en sluit men zich niet op met zichzelf,
maar is men bereid om in samenwerking
met de medemens onze stad in hoge mate
„bewoonbaar" te maken.