AFSCHEID
WELKOM
185
De waarde van de optica-prencen, althans die van
onze stad, kan gesteld worden op vijftien a twintig
gulden.
De tekst onder de prenten luidt als volgt: linksonder
„J. van Haastert del." (waarschijnlijk afkorting van
delineavit, wat betekent: heeft het getekend). Aan de
rechteronderzijde de naam van Georg Balthasar
Probst, die wij al eerder ten tonele voerden met achter
zijn naam excud., de afkorting voor excudit of excude-
bat, uitgever, en de letters A. V.,soms ook Aug. Vind.,
wat zoveel betekent als Augsburgse prentendrukkerij
eist de rechten op, auteursrechten zou men tegen
woordig zeggen. Linksonderaan staat verder nog med.
fol. no. 83 of 63 (voor resp. Sluysbrug en Korte Haven;
Stadhuis en Plantage). De rechterbovenhoek boven de
voorstelling heeft de nummers 346 (Sluysbrug), 256
(Stadhuis), 257 (Plantage) en 345 (Korte Haven), ge
tallen die waarschijnlijk aangeven een volgnummer
in de grote hoeveelheid gelijksoortige prenten van de
Augsburgse drukkerij. De naam van de tekenaar Van
Haastert zou nog kunnen wijzen op een „namaken"
door Probst in Duitsland. Het kan echter ook zijn, dat
Probst met Van Haastert samen in Schiedam is ge
weest.
Naast de vier „ware" opticaprenten, gekenmerkt
door de tekst in spiegelbeeld aan de bovenrand, be
staat nog een vijfde, die een gezicht op de haven van
Schiedam geeft. De prent mist echter de bekende
tekst, maar is wel voorzien van een vignet met het
stadswapen met de leeuw. Ook deze prent is vervaar
digd door Georg Balthasar Probst. Deze vijfde is in
onze stad alleen in het bezit van Mr. Van Velzen,
wiens collectie prenten van Schiedam bekend mag
worden geacht. Mogelijk moet deze prent als een toe
gift van Probst worden beschouwd, zoals een solist
een toegift geeft na een concert, dat het publiek bij
zonder heeft geboeid. De prent heeft voor het overige
dezelfde karakteristieken als de opticaprenten.
Een merkwaardigheid is nog deze: in de collectie Van
Velzen bevindt zich sinds kort een tegelplateau in
Delfts blauw, zeker een paar honderd jaar oud, met
dezelfde voorstelling van de Grote Markt met Stad
huis als de opticaprent deze geeft. Ook hier kan een
vraag rijzen: wat was er eerder, de opticaprent of het
tegelplateau
Rond de opticaprenten van de stad Schiedam hangt
nog veel waas. Met dit artikel is nog lang niet alles
gezegd. Ons uitstapje naar de achttiende eeuw, de
eeuw van de lange gouwenaar, de gepoederde prui
ken en kuitbroeken, de herenhuizen en idylles met het
tikkeltje realisme, is ten einde. De houtgravure kreeg
op het eind van deze eeuw een hernieuwde belangstel
ling, terwijl even daarna de eerste lithografieën ver
schenen. De onderwerpen veranderden. Uit de collec
ties prenten van de achttiende-eeuwers ontstonden
goeddeels de rijke verzamelingen van onze musea en
particulieren. Snuiter met raapolie en kaars werden
vervangen door gaslicht en kunstlicht, door neon.
De opticaprenten kregen een ernstige mededinger in
defoto'sen fotoboeken. Het zal nu niet voorkomen, dat
een correspondentievriendinnetje in Japan een optica
prent van Schiedam krijgt, nee, wel een folder uit het
V.V.V.-huisje in de kop van de Plantage. Het V.V.V.-
huisje, dat op de foto de plaats heeft ingenomen van
de omgevallen fruitkar op de opticaprent. Ook een
vorm van realisme.
Mr. A. van Rooy
Dit december-nummer van ons maandblad is het
laatste, waaraan Mr. A. van Rooy als lid van de
redactie tevens eind-redacteur heeft mede
gewerkt. Toen in de loop van 1959 de heer Pierre
Janssen, wegens drukke werkzaamheden, deze functie
moest neerleggen, vonden wij de heer Van Rooy
onmiddellijk bereid diens taak over te nemen.
Het bestuur van de S.G. en de redactie van ons
maandblad is hem dankbaar voor de medewerking
en steun, die Mr. Van Rooy vele maanden achtereen
aan dit werk heeft gegeven. Als niet-Schiedammer
heeft hij de Schiedamse sfeer en de zuiver locale
problemen heel goed aangevoeld en met zijn vaardige
pen menig lezenswaardig artikel geschreven. Daar
naast heeft de scheidende eind-redacteur met be
kwaamheid de eind-redactie gevoerd.
Wij hopen, dat de heer Van Rooy aan onze samen
werking eveneens prettige herinneringen bewaart,
hetgeen overigens wel blijkt uit zijn toezegging, dat
wij te allen tijde een beroep op hem kunnen doen.
Wij zijn hem daarvoor zeer erkentelijk.
Fred Pfeifer
Een hartelijk welkom roepen wij toe aan de nieuwe
eind-redacteur, de heer A. Pfeifer, die thans officieel
de eind-redactie gaat voeren, na deze functie reeds
enige tijd in samenwerking met Mr. A. van Rooy te
hebben vervuld. In de korte tijd (sedert 1 augustus
jl.), dat de heer Pfeifer als assistent-directeur aan de
S.G. is verbonden, heeft hij zich doen kennen als een
toegewijd medewerker, met grote culturele belang
stelling, een gezonde werklust en een zuiver gevoel
voor het gemeenschapswerk. Dat geeft ons het ver
trouwen, dat hij deze nevenfunctie eveneens met grote
bekwaamheid zal vervullen, temeer waar ook hij
over een vaardige pen beschikt en in staat is zijn
gedachten uitnemend op schrift te stellen. Zijn inner
lijke drang tot samenwerken kan onze arbeid slechts
ten goede komen. Wij zijn daar blij om, vooral ook
omdat de heer Pfeifer door deze eigenschappen de
steeds zwaarder geworden taak van onze directeur
de heer P. Groenendaal, in belangrijke mate kan ver
lichten.
d. W.