222
Van dit kleine kerkje is verder niet zo heel veel
bekend.
Was het al spoedig te klein We weten het niet, want
veel uit de geschiedenis van Schiedam uit die dagen is
vaag. Maar wel is bekend, dat in 1328 een kanunnik
van de beroemde praemonstratenser abdij „Konings-
velt" te Delft, Arnt genaamd, maatregelen neemt in
verband met kerkbouw te Schiedam.
Dat dit vanuit Delft werd ondernomen, behoeft ons
niet te verwonderen. Want er bestonden banden
tussen Delft en Schiedam. Na de dood van Graaf
Willem II stichtte namelijk de familie voor de zielerust
van de Graaf een klooster bij Delft, dat „Koningsvelt"
genaamd werd (Willem II was namelijk gekozen tot
rooms-koning van het heilige roomse rijk der Duitse
natie). Dit klooster, dat toebehoorde aan de orde der
praemonstratensers, of naar de stichter van de orde
ook Norbertijnen genoemd of naar hun kleding
Witheren geheten, voorzag ook de kerk van Vrouwe
Aleid van priesters. In dit licht wordt de belangstelling
voor en de bemoeienis met de kerk van Schiedam van
de zijde van Arnt verklaarbaar.
Omstreeks 1335 begint men dan met de bouw van een
grotere kerk, in gele handvormsteen. Een hoofd
schip met hoogkoor (op basis van 5 zijden van een
12-hoek) en een lagere noord beuk met een rechthoekig
gesloten noordkoor (het vrouwenkoor).
Naar gewoonte heeft men over het bestaande kleine
kerkje heen gebouwd, zodat de diensten normaal
doorgang konden vinden.
De westgevel van het grote schip wordt afgesloten
door een toren. Door de bouw van deze kerk moest
ook het stratenplan gewijzigd worden. Lag de Lange
Achterweg in zijn verlengde op de rooilijn van de
westgevel van het oorspronkelijke kleine kerkje, nu
moest deze weg omgelegd worden: Korte Achterweg,
terwijl een nieuwe straat op de rooilijn van de teren
wordt aangelegd: de Nieuwstraat.
Wanneer de bouw van deze kerk voltooid is, is niet
precies bekend, maar in ieder geval zal dit vóór 1380
zijn geweest, want in dat jaar wordt melding gemaakt
van het „miraculeuze" Mariabeeld in de St.-Janskerk:
m.a.w. deze kerk was toen reeds gewijd en nu niet aan
Maria, Maria Magdalena en alle heiligen, doch aan
Johannes de Doper toegewijd, en in gebruik.
Deze twee-beukige kerk heeft al vrij spoedig een uit
breiding ondergaan, doordat men, waarschijnlijk
tengevolge van de toenemende verering van het Maria
beeld, dat in het Noordkoor stond, de noordelijke
wand van de noordbeuk 2.50 meter naar het noorden
heeft verplaatst, om zo een grotere ruimte te ver
krijgen. Daarmede zou dan verklaard kunnen worden,
dat de noordbeuk breder is dan het noordkoor, het
geen duidelijk zichtbaar is.
Ook werden in die tijd enkele kapellen aangebouwd.
Allereerst een grote kapel ten westen van de noord
beuk tegen de toren aan, benevens een achthoekige
doopkapel en een vierkante kapel. Aan de oostkant
bouwde men een gerfkamer onder het grote noord
koorraam.
Een prent uit de 18e eeuw. In de omgeving van de kerk is weinig
veranderd. Nog steeds dringen de huizen als schuwe kuikens tot
dicht onder de vleugels van het massieve gebouw.
Op 24 juni 1425 (St. Jansdag) werd deze kerk opnieuw
gewijd en aan „St-Jan toegeheiligd". De wij-bisschop
was ditmaal de bisschop van Utrecht zelf: Zweder van
Kuilenburg.
Nauwelijks 3 jaar later: op 18 juli 1428 werd Schiedam
door een ernstige brand geteisterd. Tijdens een cf-
scheidsmaal, dat enige vissers aan hun makkers
hadden aangeboden, voordat zij ter visvangst uitvoe
ren, schijnt men achteloos met vuur te hebben om
gesprongen; hoe het zij, 's avonds laat brak er brand
uit, waaraan niet alleen vele eenvoudige houten hui
zen maar ook de kerk ten prooi viel.
Alleen de muren bleven staan.
Met kracht en voortvarendheid wordt de kerk
restauratie ter hand genomen.
En wanneer het gebouw in zijn oude luister is hersteld,
gaat men zelfs over tot het aanbrengen van verschil
lende gebeeldhouwde versieringen, die er voordien
nog niet waren.
Uit deze tijd, na 1428, stammen namelijk de gebeeld
houwde figuren op de kapitelen van de kolonnetten
in het hoogkoor: een man en een vrouw, die samen
een geopend boek vasthouden. In de ronding van het
hoogkoor zijn dan in plaats van burgers, enkelenkop
jes aangebracht. We vinden deze figuurtjes ook in
het noordkoor.
Eveneens uit deze tijd dateren de 4 apostel( ?)beelden
in het hoogkoor, welke van hout vervaardigd zijn.
Wanneer op 14 april 1433 Liedewij, de dochter van de
nachtwacht Pieter Janszoon en Petronella van Kethel,
sterft, wordt zij aan de zuidkant van de kerk begraven
en wordt al vrij spoedig over haar graf een kapel
gebouwd. In de vloer van de huidige doch toen nog
niet bestaande zuidbeuk is de oorspronkelijke ligging
van haar graf en van de kapel aangegeven. Volgens
sommigen is de steen die thans in het noordkoor in
de muur ingemetseld is, de oorspronkelijke zerk,
die op haar graf heeft gelegen. Dit staat echter niet