PLEZIER OP PAPIER
kinderen van kunstklas
krijgen eigen expositie
142
EEN museum leeft!!
Een museum kent jong, rumoerig leven.
Iedere zaterdagmiddag herbergt Schiedams Stedelijk
Museum in (of liever onder?) één van zijn vleugels
zo'n vijfentwintig kinderen. Kinderen die komen om
te tekenen, te schilderen, te boetseren, kortom, die
komen om eens fijn met kleur en klei bezig te zijn.
Die plezier op papier maken en weinig nadenken
over de officiële naam waaronder dit alles gebeurt:
de „kunstklas" van het Stedelijk Museum. Voor hen
is belangrijker dat het museum open is.
In een grote zaal van het nog niet gerestaureerde
gedeelte staan heerlijke grote tafels met fijne verende-
leren-kussen-stoelen. Aan de muren hangen tussen
de 20e-eeuwse affiches de gipsen engelen van Luca
della Robbia. Door de zaal verspreid grote, fris ge
kleurde prikborden met daarop kinderwerk, dat be
paald geen kinderwerk is: grote kleurige bloemen
in een vaas en zwart-witte auto's op hun kerkhof.
Aan de kant, groot, machtig en indrukwekkend, heer
lijk van technische geheimzinnigheid: een handpers
uit de vorige eeuw. Tegen dit decor speelt zich dan
iedere week het scheppingsavontuur van 25 kinderen
af. Vijfentwintig kinderen en een jonge man, die
samen heel fijne dingen maken. De jonge man: Luuk
Scholten, leraar tekenen L.O. en M.O. en voortzetter
van de Scholtentraditie: omgaan met jeugd, werken
met kinderen.
Onder zijn leiding
snijden zij hun huisjes en scheepjes in het
linoleum om dan gespannen het wonder
vanonder de drukpers te zien komen
kneden hun vingers de klei tot moeder-en-
kind beelden, die de warme primitiviteit
van negerkunst bezitten
vormen zij de klei tot kleine, doorboorde
vormpjes, die later, fel gekleurd en gever
nist, kettingen zullen zijn die in kunstnijver-
heidswinkels niet misstaan
vertellen zij hun zwart-witte, eeuwenoude
kinderverhalen met potlood
hanteren zij het zwarte Siberische krijt met
als probleem: „meneer, de zon heeft toch
een geel gezicht?"
kibboetsen zij aan groepstekeningen die,
eenmaal aan de muur, de ogen onvermij
delijk en keer op keer weer trekken.
Heel dit fijne bezig zijn is nu ongeveer een jaar oud.
De wens was echter ouder. Conservator Schwager-
mann reeds koesterde deze wens en met hem de
Commissie voor het Stedelijk Museum. Conservator
Janssen nam, behalve de lusten en lasten van het
Schiedamse Museum, deze wens van harte over;
moest echter ook heel lang wachten. Wachten tot
december 1960. Toen werd de wens werkelijkheid.
De gelden waren beschikbaar, de zaal verwarmd
en wel wachtte, de vakkracht was er en de kinderen
kwamen en komen nog „met een trouw die verbazing
wekkend is".
Beslist geen kleine kunstenaars waren het. Om tech
nische redenen alleen waren zij geselecteerd door
Schiedamse schoolhoofden op basis van getoonde
creativiteit. Toen kon het poetsen aan wat conser
vator Janssen noemt „het glanzende pareltje aan een
kale kroon", beginnen.
Grote plaatsen hadden iets dergelijks al. In Amster
dam deed de Nutsschool in Sandbergs Stedelijk
Museum aan jeugdcreativiteit. Sinds een half jaar ge
beurt het ook op de Hoogstraat. En het resultaat
van dit halve jaar zal binnenkort te zien zijn.
Nu nog is het museum het onbestreden domein van
verwarmingsmonteurs, timmerlieden en schoon
makers. Maar als het domein weer voor de kunst
heroverd is, hoopt het museum een kleine expositie