145
baarheid van ons volk kan versterken. Maarde
zelfstandigheid der gesteunde organisaties blijft daar
bij onaangetast.
Om te voorkomen dat het Fonds zou uitgroeien tot
een reusachtig en daardoor weinig doelmatig wer
kend apparaat, heeft men het werkterrein verdeeld
in arbeid van nationaal en regionaal karakter. Het
centraal bureau van het Fonds behartigt de natio
nale belangen. Voor de regionale werd per provincie
een autonome afdeling in het leven geroepen onder
de naam Anjerfonds. Voor onze provincie is dat dus
het Anjerfonds Zuid-Holland.
En wat doet het voor ons?
Schiedam telt tal van verenigingen die zich direct
of zijdelings met cultuur of volksontwikkeling inlaten.
Nog talrijker zijn de plannen die worden uitgebroed
om meer te kunnen doen, om beter te kunnen werken.
Vaak worden er acties op touw gezet om de nodige
middelen aan de leden en hun relaties te ontfutselen.
Hoe jammer is het, na al die moeite, wanneer het
resultaat niet toereikend blijkt. Moet het plan nu
maar van de baan? Het geld zolang in de kas?
Hier is het ogenblik aangebroken voor een aanvraag
aan het Anjerfonds. Bij de aanvraag, die schriftelijk
moet worden ingediend, dienen te worden overlegd:
1. De stichtingsakte en/of de statuten van de aan
vragende organisatie:
2. Een korte omschrijving van de omvang en de bete
kenis van de organisatie, een naamlijst van het
bestuur, aantal leden etc.;
3. Een overzicht van de financiële situatie:
4. Een nauwkeurige omschrijving van het bepaalde
plan, waarvoor steun wordt gevraagd;
5. Een gedetailleerde begroting van de kosten van
het plan, met opgave hoe en hoever men zelf reeds
is gevorderd met de financiering.
Sint Janskerk IV, vervolg
„Davidt sprack tot Goliath den philistens ghij compt tot mij met
een sweert spiesse en schilt doch ick come tot u in den name des
Heeren Zebaoth des Godts des heijrs israhels dien ghij beschimpt
hebt
Uit deze identificatie van de voor het geloof en de vrijheid
strijdenden met Israël, en met David tegen de Goliath, Spanje,
putten de Nederlanden van de 17e eeuw moed.
Het is m.i. heel wel mogelijk, dat die identificatie van toen en
de bijzondere en afzonderlijke positie, die de psalmen nog
steeds innemen in de liederenschat van de protestantse kerk
in ons land, in tegenstelling tot andere buitenlandse kerken,
met elkaar verband houden.
Het derde en kleinste wandbord hangt in het noordkoor en
dateert van 1617.
Evenals de beschilderingen houden de teksten verband met de
voorspoed, die handel en visserij aan de stad brengen. Het was
immers de „gouden eeuw".
Alle teksten op dit bord stellen het leven onder de opdracht
en de zegen van God. Op het onderste gedeelte is, in de be
rijming van Petrus Dathenus, geschilderd Psalm 134 vers 3
(de schilder vergiste zich en schilderde: 1111, een 1 te veel):
„U sal de Heer die eeuwich leeft
Die Heemel en Aerde gemaeckt heeft
Uijt Sijon met groot overvloet
Segenen met allerleij goet."
Waar de Reformatie in alle felheid beelden en dergelijke uit de
kerk heeft verwijderd, omdat de enige versiering van de her
vormde godsdienstoefening is: de bediening van het Woord
Gods, waarvan de opengeslagen Bijbel op de kansel de sym
bolische uitdrukking is, daar zijn dan ook alleen die versieringen
in de kerk aangebracht en geduld, die en dat blijkt uit deze
wandborden het nauwe verband tussen de Bijbel en het
Een aldus ingediende aanvraag wordt dan getoetst
aan de volgende algemene richtlijnen:
a. Gesteund kan in het algemeen alleen worden de
arbeid van organisaties of personen, niet de orga
nisaties of personen zelf;
b. In geen geval worden gelden verstrekt ter dekking
van kas- en exploitatietekorten;
c. Geen steun wordt verleend voor uitgesproken of
feitelijke politieke, beroeps- of sociale arbeid, voor
zielszorg en voor het algemeen vormend onder
wijs;
d. De steun draagt in het algemeen geen permanent
karakter;
e. Indien door samenvoeging of samenwerking be
zuiniging of een grotere doelmatigheid verkregen
kan worden, zal het Anjerfonds trachten deze te
bewerkstelligen
f. Steeds zal worden nagegaan wat de organisatie
zelf reeds deed om de arbeid mogelijk te maken
en wat anderen, hetzij particulieren, hetzij instel-
llingen of overheid, bereid zijn te doen.
Men kan ervan overtuigd zijn, dat bij het beoordelen
van de aanvraag erop zal worden toegezien, dat
de arbeid waarvoor steun wordt gevraagd deugdelijk
is, d.w.z. deskundig van opzet en organisatorisch
goed uitgewerkt. En, omdat werkelijke cultuur in
de eerste plaats op de eigen werkzaamheid berust,
helpt het Anjerfonds pas mede financieren, indien
duidelijk gebleken is, dat alles gedaan is, om de
eigen kracht tot volle ontplooiing te brengen.
Wordt de aanvraag toegekend, dan wordt als regel
een termijn van drie maanden gesteld, waarbinnen
een voorgedragen object van arbeid geëffectueerd
moet worden. Het is dus zaak niet bij het Anjerfonds
aan te kloppen, voordat men zekerheid heeft na in
williging ook inderdaad de voorgenomen arbeid te
kunnen aanvangen.
(vervolg op bladzijde 146)
gewone, dagelijkse leven, als de eredienst, waarover Paulus
spreekt in Romeinen 12:1, weergeven.
Ter afsluiting van dit artikel wil ik dan nog vermelden, dat als
4e verandering het kerkgebouw in de jaren 1620-1630 verrijkt
werd met een prachtig doophek, dat met de kansel als centrum
in de kerk werd opgesteld. Binnen deze ruimte hadden de
ambtsdragers hun bijzondere plaats.
Dit doophek bestaat uit kleine pilastergroepen, waaronder
telkens een bewerkt paneel, welke onderbroken worden door
gegroefde halfzuilen, die in de bewerkte kroonlijst uitlopen
in kroppen, die van maskers zijn voorzien. De toegang tot de
ruimte binnen het doophek, aan de achterzijde, achter de kan
sel, werd overkoepeld door een gedreven koperen triomf-
boogje, dat de beide delen van het doophek verbindt. De stijlen
hiervan zijn gegolfd en komen samen in 2 dolfijnen. Ze ver
raden, dat de 17e eeuwse Schiedammers zich bezighielden met
de zeevaart en de handel.
Evenals het koorschot ondervond ook dit doophek de gevolgen
van de verplaatsing van de kansel bij de grote restauratie.
Ook het doophek verhuisde namelijk mee: 16 panelen kregen
wederom een plaats, maar de eenheid tussen kansel en doop
hek werd verbroken, nu de kansel niet meer het centrum van
het hek vormt. En: 6 panelen kwamen te vervallen(l). Het
middenstuk van het doophek, met de lessenaar voor de voor
lezer, verviel eveneens maar kreeg een andere bestemming:
het werd het voorpaneel en lessenaar van de kansel van de
trouwkerk.
Jammer, in de eerste plaats voor dat prachtige doophek, dat
een dergelijke manipulatie moest gedogen, maar ook, in de
tweede plaats, omdat de „voorlezer", die in de loop der tijden
uit de godsdienstoefeningen verdween, in onze tijd in andere
vorm, bijvoorbeeld in jeugddiensten, bezig is zijn rechtmatige
rentrée te maken.