139 miek gevonden. De C1 A-datering, de nieuwe elektronische meet methode, geeft te kennen dat het vaatwerk omstreeks 150 voor Christus gebruikt is. De betrekkelijke eenzijdigheid van de vondsten, keramiek en dierlijke botten, wezen in de aanvang op een waarschijnlijk armoedige vegetatie van de vroegere jagers, vissers en latere veehouders. Enkele maanden geleden deden de amateurvorsers hun sensationele ontdekking. Een serie woonlagen boven elkaar, rijk aan vondsten, werd aan geboord. De wetenschappelijke onderzoeker kon gaan bewijzen dat Schiedam een schakel is geweest in een net van eeuwen oude, nog niet geheel bekende handelsverbindingen. Koop lieden, incidentele reizigers, expansieve stammen op zoek naar nieuwe gronden hebben Schiedam bezocht, doorkruist of in bezit genomen. Zij moeten andere volken hebben verjaagd, aannemelijker is de gedachte aan een vreedzame coëxistentie omdat materialen van diverse culturen bij elkaar worden ge vonden. Van zo groot belang was de ontdekking van een reeks woon lagen dat de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek enkele maanden geleden een groep werkers naar Schiedam afvaardigde. Vakkundig werden vele kruiwagens vol klei vol- geschept totdat drie meter beneden N.A.P. het eerste bouwwerk bloot kwam. Het bracht de deskundigen in verbazing. Hier werd een boerderij blootgelegd die volkomen geleek op de woningen die Prof. Dr. A. E. van Giffen vijfentwintig jaar ge leden in Ezinge als eerste aan de oudheidkundigen kon tonen. Drieschepige huizen waren gezet op de kwelderbodem in het vrije veld. Zij boden onderdak aan tientallen runderen die keurig in boxen met de koppen naar de buitenwand beschermd ston den. Naast de grote stal maar onder hetzelfde dak was de ruime woonkamer. De opgraving van Prof. Van Giffen wordt nog als uniek genoemd, maar de vondst in Schiedam krijgt zo mogelijk een nog grotere betekenis. Conservator Dr. P. J. R. Modderman van de R.O.B., die de leiding heeft van het onderzoek, concludeert namelijk uit de verwantschap van de Schiedamse boerderij met de woningen in Ezinge dat leden van de Germaanse stam Canninefates langdurig in Schiedam moeten hebben gewoond. Zij zullen schatplichtig zijn geweest aan de Romeinen die iets noordelijker in hun castella langs de gren zen aan de Oude Rijn hebben gewoond. Centimeter voor centimeter hebben beroepsarcheologen de aarde boven de woningen „weggeschaafd". Er kwam een gaaf profiel bloot van een woning daterende uit 230-260 na Christus. De gave, schijnbaar kersverse palen stonden schuingebogen in oostelijke richting. De oppervlakte bedraagt 23x7 meter. Het grote gebouw zal vermoedelijk zijn weggestormd toen in het midden van de derde eeuw een voorloper van de waters noodrampen het leven in Schiedams omgeving onmogelijk maakte. De zee stroomde over de landerijen, de klei vormde daarna het zo bekende Westlanddek. De Canninefates hebben de grote boerderij over een oudere woning, eveneens drie- schepig en rustend op twee rijen zware houten palen, gebouwd. Er kwam namelijk decimeters dieper een woning van 22x6 -4%ML— meter bloot. Die woning stond echter weer op een kleinere woning, daterende uit 110 na Christus, met als oppervlakte 18x5 meter. Die kleine woning had evenwel een afwijkende vorm. Het dak moet ook met de wand hebben gerust op rijen buiten de wanden ingeslagen paaltjes, maar het midden werd gedragen door een enkele rij palen. Alle wanden bestonden uit met klei bestreken vlechtwerk van takken. Tussenwanden van gevlochten takken hielden woonkamer en stal gescheiden. Een opslagloods van acht bij vier meter op palen verhoogd boven de natte grond gezet diende ter bewaring van het graan. Meer palenrijen (als afzetting) en mogelijk als fundering voor meer gebouwen bevinden zich bij deze woningen. Rijen balken waren in de stal gelegd om de koeien te vrijwaren voor het opdringende bodemwater. In het woonverblijf heeft de Cannine- faat het zachte veen van de bodem geschept en er een fundering van klei neergelegd. Tot de vondsten behoort een sensationele ontdekking. Een artiest liet zijn visie op het leven, op magie of ritus na. Voor het eerst is namelijk een afbeelding uit die tijd tot ons gekomen. Op een potscherf kraste een toenmalige bewoner van Schiedam, een dier dat gewond raakt door een wapen, een soort speer, harpoen of pijl. De incomplete scherf toont de lijnen van een rund. Dan is er veel Romeins aardewerk gevonden, van terra nigra en van het kostbare terra sigillata met fraaie afbeeldingen. Dat is een duidelijk teken dat de bewoners niet aim zijn ge weest. Zelfs voor de Romeinen was het aardewerk een teken van welstand. Een achttiental fibulae (draad- en boogfibulae van brons, mogelijk ook uit Oost-Gallië geven te kennen dat de inheemse stammen het gebruik van de mantelspeld kenden. Er zijn kralen gevonden, van barnsteen, van glas, zelfs met goudopleg versierd. Een benen priem, de hoef van een klein paardje, een houten schep, slijpstenen, maalstenen zijn de sporen uit de verleden tijd. Twee Romeinse munten met de beeltenis van de rechtschapen adoptie-keizer Antoninus Pius (138-161 na Chr.) geven enige aanduiding omtrent een mogelijke datering. Dan zijn er vele houten voorwerpen, kunstig bewerkt, mogelijk sieraden of gebruiksvoorwerpen, gevonden. Een hou ten rek doet denken aan een ruif voor de stal. Inkepingen in houten balkjes wekken de indruk te zijn gemaakt voor osse- jukken. De opgravingen worden voortgezet in Schiedam, ook al is de grond onder de woningen tot vijf meter onder N.A.P. weggegraven. De monsters zijn naar de laboratoria gezonden want hoe vreemd het moge klinken: het vinden van keramiek is niet het belangrijkste. Het aardewerk kan door handel of oorlog van hand tot hand overgaan. Belangrijk is nu wat de laboratoria gaan vaststellen. Hoe leefde die mens, wat ver bouwde hij, wat groeide er rond zijn boerderij, wat gebruikte hij. Amateur-archeologen volgen de sporen van de oude bewoners in Schiedam, maar de wetenschapsman gaat nu via stratigrafie, pollenanalyse, C14-datering en andere elektronische en che mische onderzoekingen trachten te komen tot verantwoorde conclusies. Daarbij zal hij ook graag tot een etnologische indeling komen, maar de voorzichtige wetenschapsman weet dat hij met het noemen van namen voor die op drift geraakte stammen als Morinen, Menapii, Marezaten, Kaninefaten, Bata ven e.d. voorzichtig moet zijn, ook voor Schiedam. Het bestu deren van het materiaal zal dan ook nog geruime tijd vergen. Een plattegrond van de Schiedamse woning uit de jaren 100-300 na Chr. Zelden werden de vlechtwanden (leem en takken) en de berken steunpalen zo goed geconserveerd in een bodem gevonden. Het dak van dit drieschepige huis heeft op de tientallen palen buiten de woning en de enkele steunpalen binnen de woning gerust. De vlecht wanden werden tegen de palen geplaatst. Het grootste deel van de woning werd in beslag genomen als stal waar de tientallen runderen met de koppen naar de wand naast elkaar staan. In deze stal waren op de bodem boomstammen gelegd om de werking van het vocht tegen te gaan. Het vierkant in de woonruimte tekent de kachel van onze voorouders ofte wel de haardplaat zoals deze als stookplaats nu aan het licht gekomen is. De bodem van de woonruimte bestond uit klei die de inheemse bewoners er in plaats van het zachte veen hadden gelegd. De vele palen met speciale lange scherp gekapte punten werden tot diep in het verharde veen geslagen. Zeer op merkelijk bij deze vondst van drie boven elkaar liggende woningen is dat het jongste gebouw (uit ca. 260 na Chr.) in de richting van het oosten was geduwd. Vanwege westelijke stormenDe andere woningen echter stonden met de palen scheef in de bodem in westelijke richting. Oostelijke wind of een nog onbekende bodemgesteldheid?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1961 | | pagina 7