GEEN MISVORMING door ds. 6. lansen 141 hebben gekregen, als het hervormde geestelijke en gemeen telijke leven een min of meer duidelijke gestalte heeft gekregen, dan zien we ook hoe vanuit deze achtergrond, vanuit deze geestelijke inhoud, bepaalde veranderingen in en aan de kerk gebouwen worden aangebracht: het zijn de afspiegelingen van wat in het hart van de gemeente leeft, een uitdrukking, dikwijls spontaan en niet eens beredeneerd, van de sfeer, de geest van het „gezin". In dit licht bezien wordt het ook begrijpelijk, dat de meeste veranderingen worden aangebracht als de Reformatie haar de finitieve beslag gekregen heeft en een zekere hervormde levens stijl zich aftekent. Dat geldt ook voor Schiedam en zijn Sint Janskerk. Zo werd in 1596 blijkens het jaartal, dat erin gesneden is in de kerk een mooie bank geplaatst, waarvan het rug paneel van beeldhouwwerk is voorzien. In de zitbank bevindt zich een luik, zodat er iets in opgeborgen kan worden. Het is niet onmogelijk, dat deze bank bestemd is geweest voor de armverzorgers der gemeente, de diakenen. Wanneer dit ver moeden juist is, dan brengt het plaatsen van deze bank als het ware tot uitdrukking de typisch reformatorische herwaar dering voor het stoffelijke leven en voor de arbeid als goddelijke roeping. Was vóór de Hervorming de hulpverlening en armen zorg hoofdzakelijk overgelaten aan individuele gemeenteleden en aan religieuze orden en kloosters en niet direct aan de parochie-geestelijkheid verbonden, met name Calvijn heeft deze in de vorm van een geordend diaconaat, met ambts dragersdiakenenals een noodzakelijk aspect van het ge meenteleven hersteld. Vandaar dat naast het ambt van Dienaar des Woords en van de ouderling, als derde, gelijkwaardig aan de andere, het ambt van diaken werd gesteld. Nog steeds siert de „bank der armverzorgers" het interieur van de kerk. Een andere, veel dieper ingrijpende verandering in de kerk was de plaatsing van een koorhek of koorschot, dat het jaartal 1597 draagt. kleinste gedeelte werd vertimmerd tot kathederschot van de trouwkerkkansel. Een derde verandering brengt ons bij de „versieringen", die in de kerk werden aangebracht. Op het koorschot van 1597 stond namelijk sinds 1619 het grote Wetbord, dat thans aan de westgevel van de noordbeuk is gehangen. De plaatsing van toen was echter wel opmerkelijk: op de plaats waar vóór de Reformatie de mis werd opgedragen kwam nu de regel voor het leven en offer der dankbaarheid (Rom. 12 1). Het werd vervaardigd naar het voorbeeld van het Wetbord in de St. Laurenskerk te Rotterdam. Binnen de omlijsting zijn de 10 geboden weergegeven in de toen gangbare vertaling. Boven, tussen de twee Wetstafels in, is in hebreeuwse letters, omstraald door een lichtgloed, de Godsnaam JHVH (Jahve) geschilderd. De top wordt in het midden bekroond door het wapen van Prins Maurits, volledig met de banderol met gesp en spreuk: „Hony soit qui mal y pense", de wapenspreuk van de voorname Engelse Orde van de Kousenband. Op 4 februari 1613 had namelijk de konink lijke Engelse heraut van wapenen aan Prins Maurits in de volle vergadering der Staten-Generaal, in tegenwoordigheid van de Raad van State, van de Franse gezant en verscheidene aanzienlijke heren, de versierselen van deze hoge Engelse orde overhandigd. Bij deze gelegenheid werd zowel door Van Olden- barnevelt als door de predikant Uytenbogaert een rede uit gesproken. Sedertdien is aan alle regerende vorsten van het Huis van Oranje deze orde verleend. Prins Willem I was dus de enige, aan wie deze eer niet te beurt is gevallen. Op het Wetbcrd wordt het wapen van Prins Maurits geflankeerd door de wapens van Holland en Schiedam. Er hangen nog twee van zulke wandborden in de kerk. Ontstaan tijdens één van de hoogtepunten van de tachtig jarige oorlog de slag bij Nieuwpoort geeft een wandbord uit 1600, thans hangend in het hoogkoor, door zijn opschriften een goede indruk hoe nauw de godsdienstige en staatkundige vrijheid verbonden waren. In de top staat dan ook: „haec En bij deze verandering aan het kerkgebouw wordt wel bij zonder duidelijk hoezeer de geestelijke inhoud en achtergrond bepalend was voor de vormgeving. Het centrale punt in de hervormde godsdienstoefening is niet het misoffer op het altaar, doch de Woordverkondiging van af de kansel. En waar deze kansel van het koor afgerekend aan de derde zuidelijke pilaar stond, schaarde de gemeente zich rond dit centrum. De voor de r.k. gotische kerk zo type rende lengteasrichting, uitlopend op het hoogkoor met het hoogaltaar werd daarmede als vanzelf doorbroken Het zou echter in dit bestek ons te ver voeren om op de theologische betekenis hiervan dieper in te gaan. Hoe het zij, het hoogkoor had zijn betekenis verloren en werd niet meer gebruikt. In 1597 werd het van het middenschip afgesloten door een koor schot: een gebeeldhouwde afscheiding met mooie rondboog ornamenten. Daar het slechts een paar meter hoog was, werd de eenheid van het kerkgebouw er echter niet door geschaad. De kroonlijst van dit koorschot is boven de pilasters gekropt en deze kroppen vertonen kunstig gesneden maskers. Deze uit positieve achtergrond en beweegredenen voortge sproten verandering werd echter bij de grote restauratie van 1945-1948 ongedaan gemaakt. Toen werd namelijk de kansel van zijn oorspronkelijke plaats overgebracht naar de vanuit het middenschip gezien rechterhoek van het hoogkoor, waar volgens vage vermoedens oudtijds een klein koororgel zou hebben gestaan; een, thans nog zichtbaar, in de muur gemetselde boog, zou dan kunnen wijzen op een toegang tot dit orgel. Hieromtrent bestaat echter geen enkele zeker heid. Het gevolg van deze verplaatsing van de kansel was, dat de lengteasrichting werd hersteld. En een tweede gevolg was, dat het mooie koorschot werd weggebroken, en verzaagd(l) Van het grootste gedeelte werd de bank gemaakt, die een plaats gekregen heeft in de trouwkerk in het noordkoor, terwijl het Foto boven: Een deel van het prachtige doophek. Foto linksboven: Een oude prent laat zien hoe Maurits in de Ridder zaal de eretekenen van de Orde van de Kousenband ontvangt. Geknield voor Maurits de afgezant van de Engelse Koningin. religionis ergo" d.i.: wegens de godsdienst. Daaronder, ge flankeerd door de wapens van Stad en Provincie, de Hollandse liebaard binnen de tuin der door hem verdedigde provinciën. Op de kroonlijst komt de zinspreuk voor: „praevalent coniunctae vires", vrij vertaald: eendracht maakt macht. De teksten op dit bord zijn ontleend aan de strijd van Gods volk, Israël, tegen zijn vijanden: „Wanneer ghij in een crijch treckt tegheuweviandenendesiet rossen ende waghenen des volcx dat grooter is dan ghij soo en vreest u niet voor hen. Want de Heere uwen Godt die u uijt egiptelant geleijt heeft is met u" (vervolg op bladzijde 145)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1961 | | pagina 9