$.in Ctutnti junior of ï)ct $elicrljt met be #cljiebnmotlje D&u3e Een ware historie door Will J Verkerk 164 Interieur-opname van een mouterij. AFSCHEIOSGROETE ANNO 1828 Augustus 1828: over de Lange Haven loopt een jonge ling, de ene hand op de rug, de andere zwaait een licht wandelstokje heen en weer, op neer, op neer. Het is warm. De zon werpt speelse schaduwen tegen de donkere stokerijpanden. De zware takken der bomen bewegen slechts licht heen en weer. Onze jongeman, hij moet omstreeks achttien jaar zijn, wrijft af en toe het voorhoofd met een fraai bewerkt doekje, dat hij uit zijn van goede snit zijnde jasje opdiept. Om hem heen speelt zich het vroeg negen- tiende-eeuwse leven van een nijvere stad af: de schepen in de haven, de mensen op de kade, sleperswagens, alles leeft en beweegt. De jongeman werpt nu en dan een verstolen blik door de open deuren van de bran derijen naar binnen. Dan weer glimlacht hij, wanneer een charmant jong dienstmeisje zich vertoont op het bordes van één van de ernstige herenhuizen, met een doek in de hand om de koperen klopper te poetsen. Het geeft voor iemand van zijn standing eigenlijk geen pas om zo pardoes haar in het gezicht te kijken, onze jongeling kan het soms desondanks niet laten. Mogen wij die jongeman nog even wat laten wandelen Maar dan zonder dat wij hem volgen, van hoek tot hoek, van lantaarn tot lantaarn, van brug tot brug Het is avond geworden. En kijk, daar is diezelfde knaap weer. Nu zit hij aan een secretaire op zijn eigen kamer. Buiten tsjilpen nog wat late vogels in het ge boomte, dat zich verheft in een grote tuin. De kamer, waar de jongeman zich bevindt, ligt op de eerste etage aan de achterzijde, hij ziet tussen het lover door nog net uit op de weilanden, die Schiedam om ringen, koeien lopen buiten in de laatste stralen van de ondergaande zon. Onze knaap schrijft fraaie krullen op een vel papier. Wij lezen mee over zijn schouder: Afscheidsgroete aan Schiedam. De jonge dichter schrijft een ode „Roem Amstel op uw stad door 't scheeprijk Y bespoeld; Roem Rotte uw praalgesticht aan Maasstrooms weeïge boorden; Roem Schelde uw pronkjuweel! Antwerpen waar 't gestoelt Des Handel-Gods zich vest, en van al 's werelds oorden, De kielen rijk bevracht zich spieglen in het nat; Ik zing, SCHIEDAM! uw lof en uwe vlijtbetooning. Waar elders, ook bij U heeft God Mercuur een woning, En prijkt met wimpelpraal en zuur gewonnen schat...." Aha! Is dat nog eens even dichten? Welk een fraaie volzinnen voor zo'n jong mensEn wij weten nu meteen wat er aan de hand is. Daarom liep hij van middag, op het uur dat zo iemand hoort te werken, over de Schiedamse havens. Mag ik u even voorstellen: A. van Teutem junior, jongeling, die op het punt staat zijn woonstede Schiedam te verlaten, bezig met Op de voorgrond de moutvloer.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1961 | | pagina 16