189
In deze sfeer heeft Mr. Post zich ontwikkeld als ge
meente-ambtenaar: rustige, gestadige arbeid, niet ge
stoord door de dagelijkse wisselingen van het lot.
De wisselvalligheden van de Schiedamse historie heeft
hij wel in alle facetten beleefd. Zo heeft hij Schiedam
zien groeien en toenemen tot ver buiten de grenzen
van hetgeen toenmaals voor mogelijk werd gehouden.
Het Frankeland werd volgebouwd in het westen, en
in het oosten werd de polder Oud-Mathenesse tot
een onderdeel van de stedelijke bebouwing; wat toen
nog weiland en bos was, was 20 jaar later reeds geheel
opgenomen in de Bebouwingsvoorschriften voor de
Bebouwde Kom van de gemeente. De bewoners van
de nieuwe huizen vestigden zich hier vanuit andere
gemeenten en deden het bevolkingscijfer omhoog
springen, zodat het in de ambtsperiode van Mr. Post
bijna verdubbeld is.
Ook tijden van stilstand en crisis deden zich voor,
waarin de activiteit wegebde en de gemeente voor
onvoorstelbaar grote zorgen kwam te staan om haar
zaken gaande te houden in de zorg voor haar nood
lijdende burgers.
Maar of het nu tijden van vooruitgang waren of
perioden van stilstand, de bestuurlijke werkzaam
heden namen steeds meer in omvang toe en op steeds
breder terrein van het leven grepen de gemeentelijke
bemoeiingen in. Dit alles werd opgevangen door de
onvermoeibare werkkracht van Mr. Post; tijd noch
moeite werd gespaard als het erom ging de ge
meentelijke problemen te bestuderen en het gemeente
bestuur daarover te adviseren. Zo was hij, toen in
1938 Mr. Sickinga als gemeente-secretaris vertrok,
de aangewezen man om de opengevallen plaats te
vervullen.
Reeds spoedig na de aanvaarding van de nieuwe
functie stond Mr. Post voor de grote moeilijkheden,
ons gebracht door de oorlogsomstandigheden. Voor
hem, die steeds gewoon was zijn arbeid in alle stilte
en zonder ophef te verrichten, was het brutale ge
weld van de bezetter een bron van ergernis, zoals
voor ons allen. Daarnaast groeide een innerlijke
weerzin tegen een regime, dat beginselen noch ideële
belangen ontzag bij zijn zucht naar nivellering en
gelijkschakeling. Botsingen konden dan ook niet uit
blijven en zo werd op een kwade dag de Schiedamse
secretaris als gijzelaar uit de gemeente weggevoerd,
een avontuur in een rustig ambtenaarsleven, dat ge
lukkig zonder kwade gevolgen een einde vond.
De oorlogsjaren gingen voorbij als een boze droom
en lieten Schiedam en zijn bestuursorganen achter,
verwaarloosd en ontredderd, belast met de schier
bovenmenselijke taak van herstel en het inhalen van
de achterstand.
Al spoedig kwam naar voren, dat de oorlogsjaren
meer diepgaande veranderingen hadden teweeg
gebracht dan valt te verklaren uit het verloop van de
jaren alleen. Nieuwe denkbeelden waren tot wasdom
gekomen omtrent de taak van de overheid ten aan
zien van de regeling van onze samenleving. De or
deningsgedachte, voor de oorlog nog een omstreden
punt, vond in de aanwezige chaos en in de heersende
tekorten een krachtige stimulans en groeide uit tot
een allesbeheersend beginsel. De organisatorische
opbouw van de staat verschilde op deze wijze aan
merkelijk van hetgeen het geval was en ook de positie
van de gemeente, zowel tegenover de staat als tegen
over de burger, onderging hiervan de invloed.
Deze nieuwe situatie vroeg alle energie en werk
kracht, welke onze gemeente-secretaris kon op
brengen. Zij, die dit niet van nabij hebben meege
maakt, kunnen zich geen voorstelling maken van de
hoeveelheid werk, door Mr. Post verzet. Het is altijd
zijn ideaal geweest op de hoogte te zijn van alles,
wat in de kringen van het gemeentebestuur zich voor
deed, en voor het bereiken van dit ideaal heeft hij
zich ingezet, zonder enige terughoudendheid. Het
spreekt vanzelf, dat deze gedragslijn niet in overeen
stemming kon worden gebracht met een overdracht
of zelfs ook maar een delen van de verantwoordelijk
heid. De afwezigheid van de gemeente-secretaris was
dan ook steeds duidelijk merkbaar, aangezien in een
aantal gevallen zijn werkzaamheden niet door derden
konden worden overgenomen.
Overigens was dit een toestand, welke maar vrij
zelden voorkwam: vele avonden en zelfs vele vakantie
dagen bracht Mr. Post door aan zijn bureau om zijn
taak te kunnen volbrengen overeenkomstig zijn hoge
opvattingen omtrent de inhoud van zijn ambt.
Zo kan zonder overdrijving gezegd worden, dat zijn
leven gevuld is geweest met de arbeid in dienst van
het plaatselijk bestuur. De waardering voor zijn
eminente verdiensten is verleden jaar op duidelijke
wijze tot uitdrukking gebracht in het Koninklijk
Besluit van 29 december 1960, waarbij Mr. Post ter
gelegenheid van zijn 40-jarig ambtsjubileum werd
benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Het afscheid zal hem moeilijk vallen. Niet alleen het
afscheid nemen zelf; wars van uiterlijk vertoon als
hij is, zal voor hem de laatste week van december
een zware zijn, wanneer van alle kanten, officieel en
niet-officieel, hem een vaarwel zal worden toege
roepen. Bovenal zal het hem hard vallen het werk
te verlaten, dat steeds de inhoud van zijn leven heeft
uitgemaakt.
Zo zeer is dit het geval geweest, dat er voor werk
in andere maatschappelijke kringen maar weinig tijd
over bleef. Slechts het kerkelijk werk heeft hem iets
kunnen losmaken van zijn ambtelijke bezigheden;
van de Beheerscommissie van de oude Westerkerk
en thans mede van de Opstandingskerk der Her
vormde Gemeente is hij jarenlang de voorzitter;
voorts neemt hij een vooraanstaande plaats in bij de
Oecumenische Beweging. Maar de zorg voor het ge
meentelijk bestuur was bij hem overheersend. Wie
hem van nabij heeft gadegeslagen, kan slechts be
wondering hebben voor de wijze, waarop hij alle
krachten heeft ingezet om de vaak moeilijke paden
van het gemeentebestuur te effenen. Dit werk zal
hem in 1962 ontvallen, en zulks zal hem stellen voor
een geheel omschakelingsproces, dat een groot aan
passingsvermogen zal vragen. Ik twijfel er echter niet
aan of Mr. Post, die in zijn langdurige loopbaan reeds
zo vele en verschillende situaties heeft medegemaakt,
zal deze nieuwe wijziging in de omstandigheden weten
op te vangen en te verwerken in zijn levenspatroon.
Als ambteloos burger zal hij, nu meer op een afstand,
getuige kunnen zijn van de verdere ontwikkeling van
„zijn" gemeente en van de uitbouw en ontplooiing
van zijn levenswerk. Mogen voor hem nog vele goede
jaren zijn weggelegd, waarin hij, samen met zijn
echtgenote, in goede gezondheid mag genieten van
een weldadige rust na een arbeidzaam leven.