SCHIEDAMSE
206
Schiller leefde in een tijd, toen het
klemmen van de voordeur van vor
stin Hohenzollern von Thurn zu
Taxis de ganse Duitse natie in be
roering wist te brengen. Het valt
dan ook te vergeven, dat hij de
misleidende regels gedicht heeft:
,,Wo man singt da lass dich ruhig
nieder, böse Menschen haben keine
Lieder". Schiller anno 1961, op de
hoogte van de historische ontwik
keling, zou ongetwijfeld geschreven
hebben: „Wo man singt lass dich
nicht sofort nieder, auch böse Men
schen haben Lieder". Wie nu denkt
dat ik enige verjaarde oorlogs
koeien uit de sloot ga halen, ver
gist zich. Het is alleen maar de be
doeling iets overbekends vast te
stellen: dat muziek niet per se ver
edelend hoeft te werken.
En toch, en toch zouden wij niet
graag dat klankrijke element in
ons leven missen en het onze kin
deren onthouden. Ik bedoel niet de
voortbrengselen van „blauwe dia
manten" of ander goedkoop glas,
ik bedoel: muziek!
Van nature zijn wij niet zo'n zin-
gerig en springerig volk. Er is mees
tal een bepaald percentage alcohol
voor nodig om ons te brengen tot
de hymne op Piet Hein. Ook kerven
wij gaarne in de pezen onzer bal
letten en houden wij de buikriem
van onze concertviolisten onnatuur
lijk strak. Het is daarom, dat bij
ons zelfs de volkszang geleerd dient