SINT IANSKERK VI
HUN NAMEN ZIJN
12
gezant bij de Verheven Porte
ASTELEY, GORDON EN POSLEWITH
Niet ver verwijderd van de grafzerk van Bloys ligt
in het noordschip van de Grote Kerk een zerk, waarin
gebeiteld staat in oud-Engels:
„Anno 1639 the 12 of February Here lieth Buried Hendry
Asteley the second sone of Jacob Lord Asteley Barron of
Readinge in the Cowntie of Barckshier in England". In het
Register op het begraven te Schiedam staat vermeld,
dat op 19 febr. 1639 te Schiedam werd begraven:
JonrHenry Astely Lieutenant van een Compie voet
knechten".
In de schoolboekjes van de Vaderlandse Geschiedenis
hebben we geleerd, dat in 1585 de Engelse koningin
Elisabeth de graaf van Leicester met 6000 man Engelse
troepen naar ons land zendt. Tot 1587 is Leicester
hier landvoogd, daartoe door de Algemene Staten
benoemd. Als hij vertrekt, blijven echter de troepen.
En zo had Schiedam een Schots vendel in garnizoen,
waarvan Baron Jacob Asteley luitenant-kolonel was.
Zijntweede zoon Henry, wiens grafzerkdus in de Grote
Kerk ligt, was in dit vendel luitenant. Aan het verblijf
van dit vendel in onze stad danken we de naam ,,de
Schotse Poort" aan de Lange Kerkstraat en nog iets:
Wat namelijk onze schoolboekjes niet vertellen is, dat
bij die troep Engelsen en Schotten een aantal voor
malige Engelse pijpenmakers waren, die uit het Lon-
dense gilde waren gezet, omdat ze hun pijpekoppen
versierden met caricaturale tronies van politiek be
kende figuren. Deze verschoppelingen verhuurden
zich daarop als soldaat en verzeilden met Leicester in
Holland. Hier hebben ze blijkbaar gelegenheid ge
vonden om hun handwerk weer op te nemen. Thomas
Poslewith, ook wel genoemd Thomas Poeselwit, of
„Thomas de Toebackman", geboortig uit Daton in
Engeland had hier een pijp- en tabakwinkel.
De Schiedammers schijnen het „suygen en roocken van
taback" van deze Engelsen goed geleerd te hebben,
tot ergernis overigens van de Vroedschap. Deze vaar
digt namelijk op 3 januari 1682 een verordening uit
in verband met „de groote onordentelijckheit die gepleecht
wert in het suygen en roocken van de Tabacq binnen deser
stede". Aan verschillende categorieën van personen
werd het roken verboden, „sijnde op haer hantwerck".
Het werd echter toegestaan „op haer behoorlijcke schoff-
tijden".
Het heeft niet veel geholpen. Er ontstond een bloeiende
tabaksnijverheid. Voor Schiedam is de pijpenindustrie
en het vervaardigen van snuif geruime tijd van belang
geweest. Nog in de achttiende eeuw bezat Schiedam
een snuifmolen, „De Morgen Zon" geheten, die in
1791 werd omgezet in een brandersmolen.
Een andere Engelsman, die zich ook na het einde van
de 80-jarige oorlog hier blijvend vestigt, is Robert
Gordon. Hij trouwt op 3 januari 1648 met Lysbeth
Jansdr. van Dalen. Robert was adelborst onder de
„Compagney van de Welgebore gestrenge heer ende
Ridder Sir Wiljam Drummond". Later erfde hij van zijn
schoonvader de Schiedamse papier- en perkament
molen.
Ook deze Robert Gordon werd in de Grote Kerk
begraven. Zijn grafzerk ligt in het hoogkoor, dicht
bij de kansel.
Meester Cornells Haga
Niet een grafzerk, maar wel een epitaaf, aangebracht
aan één der noordelijke pilaren van de Grote Kerk,
houdt de nagedachtenis levend aan een Schiedammer,
die in zijn leven tot ver buiten de landsgrenzen bekend
heid genoot: Mr. Cornelis Haga. Hij was de zoon van
Dirck Haga, de organist van de Grote Kerk en werd
hier gedoopt. Na zijn studie in de rechten te Leiden
zette hij de eerste schreden op de diplomatieke loop
baan: hij werd gezant in Zweden.
Van 1611-1639 behartigt hij de belangen van de Seven
Provinciën als de eerste Nederlandse gezant bij de
Verheven Porte, te Constantinopel, het centrum van
de Levanthandel. Wat hem voor deze nieuwe taak het
meest aanbeval, was het feit, dat hij in het begin der
eeuw een bezoek aan Constantinopel had gebracht
en daar met enige notabele personen kennis gemaakt
had.
Op dit moeilijke terrein, beheerst door de Turkse
Sultan en de Islam, heeft Haga zijn grote politieke en
diplomatieke sporen verdiend. Maar het waren niet
alleen de politiek en de handelsbelangen, die hem daar
hebben beziggehouden, ook de geestelijke zaken lagen
hem na aan het hart. Hij hernieuwde zijn kennisma
king met Cyrillus Lucaris, de patriarch van Alexan-
drië, en schonk hem uit dank voor de ondervonden
steun een aantal theologische werken: van kerkvaders